ECLI:NL:GHARL:2021:8834

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
200.290.667
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en bewindvoering zonder instemming bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingediend door de man, die zonder advocaat was. De man was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin was bepaald dat hij een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind moest betalen. De man had echter geen instemming van zijn bewindvoerder, die was aangesteld vanwege problematische schulden. De procedure in eerste aanleg vond plaats op 20 november 2020, en het hof verwijst naar deze beschikking als de bestreden beschikking. De mondelinge behandeling in hoger beroep vond plaats op 1 september 2021, waarbij de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, aanwezig was, maar de man en zijn bewindvoerder niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de man ten tijde van het indienen van het beroepschrift onder bewind stond, wat betekent dat zijn bewindvoerder hem had moeten vertegenwoordigen in deze procedure. Aangezien de bewindvoerder niet was verschenen en de man niet procesbekwaam was, heeft het hof geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk was in zijn verzoek in hoger beroep. De beslissing van het hof was dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.667
(zaaknummer rechtbank Overijssel 253740)
beschikking van 21 september 2021
in de zaak van
[verzoeker],
ten tijde van de indiening van het beroepschrift wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
thans zonder advocaat,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.G. Blankestijn te Almelo.
Als belanghebbende is verder opgeroepen:
[de bewindvoerder]h.o.d.n.
[naam1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder van de man.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook : de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 februari 2021;
  • het verweerschrift met producties, en
  • een journaalbericht van mr. de Widt van 3 juni 2021 met een productie
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2021 plaatsgevonden. Daar is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De bewindvoerder is evenmin verschenen.

3.De feiten

3.1.
Het huwelijk van partijen is [in] 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 29 mei 2019 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
De man en de vrouw zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2007 in [plaats1] (Polen). [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
3.3
De kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft in een beschikking van 19 februari 2021 wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden een bewind ingesteld over alle goederen die man (zullen) toebehoren. [de bewindvoerder] , handelende onder naam [naam1] , is daarbij benoemd tot bewindvoerder.

4.Het geschil

4.1.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man met ingang van 31 augustus 2020 aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] moet betalen van € 300,- per maand en de proceskosten gecompenseerd.
4.2.
De man is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De man verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vrouw alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel haar die verzoeken te ontzeggen, dan wel de kinderalimentatie met ingang van 31 augustus 2020 op nihil te stellen, dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3.
De vrouw voert verweer en zij verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep dan wel het door hem verzochte te ontzeggen onder bekrachtiging van de bestreden beschikking.

5.De overwegingen voor de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Gelet op het feit dat de man en de vrouw de Poolse nationaliteit bezitten heeft deze zaak een internationaal karakter en dient het hof ambtshalve de rechtsmacht te onderzoeken. Het hof is van oordeel dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt op grond van artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen.
5.2.
Ten aanzien van het toepasselijk recht zijn geen grieven opgeworpen, zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
Ontvankelijkheid
5.3
Het hof stelt vast dat ten tijde van het indienen het beroepschrift op 20 februari 2021 een bewind was ingesteld over alle goederen die man (zullen) toebehoren.
5.4
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:441, eerste lid, Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende - de man - in en buiten rechte met betrekking tot handelingen die de onder bewind staande goederen betreffen. De bewindvoerder treedt in een geding over een onder bewind gesteld goed op als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende. Dat is ook het geval als tegen een rechterlijke uitspraak in een zodanige procedure een rechtsmiddel wordt ingesteld.
5.4
Dit betekent dat niet de man zelf maar zijn bewindvoerder namens hem in hoger beroep had dienen te gaan. Het hof heeft de bewindvoerder opgeroepen ter mondelinge behandeling in hoger beroep op 1 september 2021 in het geding te verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen. De bewindvoerder is niet verschenen en heeft ook niet op andere wijze kenbaar gemaakt het geding als formele procespartij over te nemen.
5.5
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de man, nu hij niet procesbekwaam is, niet kan worden ontvangen in zijn verzoek in hoger beroep en dat aan een inhoudelijke beoordeling niet wordt toegekomen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.B. de Groot en J.U.M. van der Werff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 21 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.