In het forensisch psychologisch onderzoek (hierna: het onderzoek) is, voor zover hier nu van belang, het volgende te lezen:
“6) Wat zijn de specifieke affectieve en pedagogische vaardigheden van de vader in relatie tot de opvoedingsbehoeften van [de minderjarige] ?
Gekeken naar de opvoedingsvaardigheden van vader, specifiek de affectieve en pedagogische vaardigheden, moet eerst vermeld worden dat hij zeer betrokken is op [de minderjarige] . Vader heeft de grote wens om weer samen met moeder voor [de minderjarige] te morgen zorgen, zoals het voorheen was. Vader is fysiek gezond en er bestaan geen zorgen voor wat betreft alcohol- of drugsgebruik. Hij rookt wel stevig. Vader heeft een woning waar genoeg ruimte is om een kind in te kunnen opvoeden en hoewel hij moet rondkomen van een WIA-uitkering en onder bewindvoering staat, lukt hem dat redelijk, tezamen met eten dat hij krijgt van de Voedselbank. Hij heeft geen schulden.
Op pedagogisch vlak wordt tijdens de interacties geobserveerd dat vader de aandacht van [de minderjarige] kan trekken, hem enigszins kan enthousiasmeren en [de minderjarige] kan volgen in hetgeen hem interesseert. Al spelend probeert vader contact te maken en aan te sluiten bij [de minderjarige] ’s belevingswereld. Vader speelt mee, maar kan de aandacht van [de minderjarige] maar moeilijk vasthouden omdat het hem beperkt lukt om structuur, orde en kaders te creëren. Het gevolg is dat het contact tussen [de minderjarige] en vader vluchtig blijft, niet tot verdieping komt en leermomenten voor [de minderjarige] veelal uit blijven. Vader wordt ook hier gemakkelijk overvraagd. Daarbij blijkt vader beperkt sensitief en responsief te reageren op de ontwikkelingsbehoeften van [de minderjarige] . Het gaat hier om de manier waarop vader signalen van [de minderjarige] opvangt, deze interpreteert en hierop reageert. Passend bij [de minderjarige] ’s leeftijd is bijvoorbeeld de behoefte om te exploreren en te onderzoeken, om dingen zelf te mogen ervaren en nieuwe dingen uit te proberen. Vader kan [de minderjarige] in zijn interesses volgen, maar het lukt vader niet om voor langere tijd en op passende wijze hierop aan te sluiten. In plaats van [de minderjarige] hierin te stimuleren is vader geneigd om [de minderjarige] ’s aandacht te trekken door ‘in te breken’, aandacht te vragen dan wel het spel over te nemen, waardoor [de minderjarige] te weinig ruimte krijgt zelf te onderzoeken wat hij leuk vindt.
Ook de vaardigheid om het gedrag van zichzelf (vader) en de ander ( [de minderjarige] ) te begrijpen, vanuit het besef dat iedereen handelt vanuit zijn eigen gevoelens, verlangens, ideeën en gedachten (mentaliseren) is bij vader onvoldoende ontwikkeld. Hoewel vader er blijk van geeft er zich bewust van te zijn dat [de minderjarige] een individu is met een eigen mind, toont vader weinig inzicht in de belevings- en binnenwereld (gevoelens, wensen, intenties, gedachten) van [de minderjarige] en spiegelt hem daarin niet of onvoldoende. Dit kan [de minderjarige] belemmeren in zijn ontwikkeling, bijvoorbeeld bij het ontplooien van zelfvertrouwen of het aangeven van en leren omgaan met grenzen. Vader geeft weinig feedback op wat hij [de minderjarige] ziet doen en er is weinig dialoogmet
[de minderjarige] (wel over [de minderjarige] ). Als vader iets interpreteert is dat niet passend bij wat er gebeurt, noch bij de leeftijd van [de minderjarige] waardoor het voor [de minderjarige] niet mogelijk is om te begrijpen wat vader bedoelt.
Op het gebied van verzorging lijkt sensitiviteit en responsiviteit van vader te ontbreken. Gedurende de onderzoeksituatie is zichtbaar geworden dat vader deze taken (vrijwel) geheel aan moeder overlaat.
7) In hoeverre is terugplaatsing van [de minderjarige] bij de vader in het belang van [de minderjarige] ?
Ondanks de fysieke omgevingsmogelijkheden die vader kan bieden en de vaardigheden die hij (zoals beschreven bij het antwoord op vraag 6) ten aanzien van de opvoeding wel beheerst, bestaan er ook grote zorgen aangaande zijn pedagogische, cognitieve en affectieve vaardigheden en zijn onderzoeksters van mening dat terugplaatsing bij vader niet in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige] zal zijn. Voor een nadere toelichting hierop zie de beantwoording van vraag 8.
8) Zijn er (contra)indicaties voor opvoeding en verzorging van [de minderjarige] bij de vader?
Ondanks het beperkt cognitief en adaptief functioneren van vader redt hij het, met ondersteuning van Reinaerde en bewindvoering, om zelfstandig te functioneren. Echter, indien de eisen vanuit de omgeving hoger worden, zoals bij de opvoeding van een kind het geval is, dan is de verwachting dat vader snel uit balans zal raken en hij meer (structurele) ondersteuning en/of bemoeienis nodig zal hebben. Bij oplopende stress en spanning zal vader tevens minder goed in staat zijn om zijn emoties adequaat te reguleren en/of te verhullen, hetgeen niet wenselijk is in het bijzijn van een kind. Kortom, bij een toename van verantwoordelijkheden zal hij continu overvraagd worden op zowel cognitief als psycho-sociaal-emotioneel vlak.
Vader zou leerbaar kunnen zijn, bijvoorbeeld doordat hij door zijn eigen leer-geschiedenis soms cognitief concrete situatie kan overstijgen, maar zijn weerstand ten opzichte van kritiek maakt dat hij advies makkelijk als krenkend ervaart en weinig kan aannemen, waardoor dit niet met zekerheid gezegd kan worden. In ieder geval heeft hij veel meer dan gemiddeld ruimte en tijd nodig om te oefenen. Verwacht wordt dat vader de ontwikkeling van een kind en diens veranderende behoeften, die met de dag kunnen veranderen, niet snel genoeg kan bijbenen, dat vaders opvoedingsvaardigheden achter blijven of te langzaam mee ontwikkelen, en hij daarin overvraagd zal worden. Hij zal met name in cognitieve en praktische zin niet adequaat genoeg kunnen reageren op dat wat [de minderjarige] in de opvoeding nodig heeft. Bijvoorbeeld als het gaat om snel de juiste oplossingen te kunnen bedenken bij problemen, en dan voornamelijk als er snel actie wordt verwacht. Daar komt bij dat vader nieuwe ontwikkelingen binnen de maatschappij niet snel genoeg kan bijhouden of hiertegen ageert. Ook dit is adaptief functioneren. Vader ervaartop dit moment al aardig wat lijdensdruk en uit hier zijn onvrede over. Bij het opvoeden van een kind is het juist belangrijk snel mee te kunnen bewegen, een flexibele houding te kunnen aannemen en het kind te kunnen beschermen tegen risico’s of het hierop voor te bereiden. Iets wat vader niet zal lukken zonder daarbij ondersteuning nodig te hebben.”