ECLI:NL:GHARL:2021:8816

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
21-001295-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling van gronden ten aanzien van de strafmotivering in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 maart 2021. De verdachte, geboren in 1965, was veroordeeld voor drie diefstallen, flessentrekkerij en oplichting, met een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank had ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 heeft de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis gevorderd. De verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, hebben hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de verdachte een kortere proeftijd heeft bepleit. Hij heeft aangegeven dat hij sinds zijn vrijlating uit detentie in juni 2021 stappen heeft ondernomen om zijn leven op orde te krijgen, waaronder het treffen van een schuldenregeling en het vinden van werk.

Het hof heeft de argumenten van de verdachte overwogen, maar concludeert dat, gezien de problematiek en het recidiverisico, er geen aanleiding is om de proeftijd te verkorten. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met een aanvulling op de strafmotivering. De opgelegde straf wordt als passend en geboden beschouwd, en biedt de verdachte de kans om zijn leven te verbeteren, terwijl het ook als een waarschuwing dient om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001295-21
Uitspraak d.d.: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 maart 2021 met parketnummer 18-255276-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 16 maart 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van drie diefstallen, flessentrekkerij en oplichting, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn meerdere bijzondere voorwaarden gesteld. Ten slotte heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] , [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, met dien verstande dat het hof de strafmotivering als volgt aanvult.
Ten aanzien van de strafoplegging is door en namens de verdachte ter terechtzitting een kortere proeftijd bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte sinds hij medio juni 2021 uit detentie is, zelf initiatief heeft genomen om zijn leven op de rit te krijgen. De verdachte verblijft sinds de eindfasering van zijn detentie in het kader van begeleid wonen bij Exodus en krijgt hier praktische hulp van zijn begeleider. Met behulp van zijn begeleider heeft verdachte onder meer een schuldenregeling getroffen en een baan als medewerker klantenservice geregeld. Verder heeft de verdachte wekelijks een gesprek met zijn psycholoog. De verdachte is van mening dat hij op deze manier alles goed geregeld heeft. Daarbij is het contact met de Reclassering in de periode vlak voordat de verdachte uit detentie kwam moeizaam verlopen, waardoor de verdachte geen vertrouwen heeft in het reclasseringstoezicht. Een kortere proeftijd zou voor de verdachte een extra stimulans kunnen zijn, zodat verdachte kan bewijzen dat hij zelf een stabiel leven kan opbouwen en in stand kan houden.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 21 juli 2021, blijkt dat verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld, onder meer wegen het plegen van soortgelijke feiten.
Verder bevinden zich in het dossier meerdere reclasseringsadviezen, waaruit blijkt dat het recidiverisico matig tot hoog wordt ingeschat indien behandeling en begeleiding achterwege blijft. Ook bevindt zich in het dossier een rapport dat over de persoon van de verdachte is opgemaakt drs. [naam1] (GZ-psycholoog). Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van beperkte en inadequate coping- en probleemoplossingsvaardigheden. Het is zeer aannemelijk dat deze problematiek heeft meegespeeld in het ontstaan van de strafbare feiten en het in stand houden van deze gedragingen in de afgelopen jaren. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat als verdachte ondersteuning, begeleiding en toezicht krijgt.
Hoewel sprake lijkt te zijn van een zeer prille, maar positieve ontwikkeling in het leven van verdachte, ziet het hof, gelet op de geconstateerde problematiek, de uitgebreide justitiële documentatie en het matige tot hoge recidiverisico, indien verdachte geen ondersteuning, begeleiding en toezicht krijgt, geen enkele aanleiding om een proeftijd van kortere duur op te leggen. Hierbij neemt het hof ook in aanmerking de persoon van verdachte zoals uit het dossier en ter zitting van het hof naar voren is gekomen, waar verdachte weliswaar imponeerde als een intelligente man, maar bij wie ook een neiging tot externaliseren en het niet volledig (en volledig doorleefd) nemen van eigen verantwoordelijkheid aanwezig lijkt te zijn. Verdachte ziet absoluut in dat hij bij herhaling verkeerde keuzes heeft gemaakt en dat hij daarmee veel mensen schade heeft berokkend en van veel mensen het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze heeft beschaamd, maar hij plaatst dit in belangrijke mate in de sleutel van zijn toenmalige omstandigheden die hem zijn
overkomen.
De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest en met daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, acht het hof niet alleen passend, maar ook geboden. Deze straf biedt verdachte de kans de door hem ingeslagen weg voort te zetten en dient tevens als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt, met aanvulling van gronden, het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 14 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A. Meester is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.