Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
overkomen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 maart 2021. De verdachte, geboren in 1965, was veroordeeld voor drie diefstallen, flessentrekkerij en oplichting, met een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank had ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 heeft de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis gevorderd. De verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, hebben hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de verdachte een kortere proeftijd heeft bepleit. Hij heeft aangegeven dat hij sinds zijn vrijlating uit detentie in juni 2021 stappen heeft ondernomen om zijn leven op orde te krijgen, waaronder het treffen van een schuldenregeling en het vinden van werk.
Het hof heeft de argumenten van de verdachte overwogen, maar concludeert dat, gezien de problematiek en het recidiverisico, er geen aanleiding is om de proeftijd te verkorten. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met een aanvulling op de strafmotivering. De opgelegde straf wordt als passend en geboden beschouwd, en biedt de verdachte de kans om zijn leven te verbeteren, terwijl het ook als een waarschuwing dient om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.