Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
zij op of omstreeks 18 juli 2019, althans in de maand juli 2019, te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan oplichting en witwassen, maar heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een oplichting via WhatsApp waarbij de aangeefster, in de veronderstelling dat zij contact had met haar dochter, geldbedragen heeft overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partij bestudeerd. Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 is de vordering van de advocaat-generaal besproken, die bevestiging van het vonnis vroeg. Echter, het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij medeplichtig was aan de oplichting of het witwassen van de geldbedragen. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.