ECLI:NL:GHARL:2021:8791

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
200.294.773/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de veiligheid en ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder van de kinderen, die alleen het gezag over hen heeft, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter die op 19 februari 2021 had bepaald dat de kinderen onder toezicht zouden worden gesteld van de jeugdbescherming tot 19 februari 2022. De moeder was het niet eens met deze beslissing en vond dat het verzoek van de raad voor de kinderbescherming afgewezen moest worden.

De kinderrechter had eerder al zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen, die in risicovolle situaties terechtkwamen, mede door de relatie van de moeder met een man die veroordeeld was voor een zedendelict. Ondanks dat de moeder stelde dat zij de kinderen niet in gevaar had gebracht, concludeerde het hof dat er grote zorgen waren over de thuissituatie. Het hof wees op een patroon van onveilige situaties en het gebrek aan inzicht van de moeder in de risico's die zij en haar kinderen liepen.

Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De moeder werd geacht onvoldoende te beseffen dat zij verantwoordelijk was voor de bescherming van haar kinderen en dat er hulp nodig was. De beschikking van het hof bevestigde de noodzaak van de ondertoezichtstelling voor de veiligheid van de minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.773/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 203899)
beschikking van 14 september 2021
in het hoger beroep van:
[de moeder] (de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: N. Köse-Albayrak (in Rotterdam),
en
de raad voor de kinderbescherming (de raad),regio Noord-Nederland, locatie Groningen.
Belanghebbende is:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (de jeugdbescherming),
in Groningen.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017.

2.Belangrijke informatie

2.1
Alleen de moeder heeft het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat betekent dat de moeder belangrijke beslissingen over hen kan nemen.
2.2
De kinderrechter heeft op 27 november 2020 [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 februari 2021. Ook heeft de kinderrechter toestemming gegeven de kinderen voor de duur vier weken uit huis te plaatsen met ingang van 27 november 2020. Op 9 december 2020 heeft de kinderrechter de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigd. Zij wonen nu weer bij de moeder.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op
19 februari 2021 op verzoek van de raad een beslissing genomen. De kinderrechter heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de jeugdbescherming tot 19 februari 2022.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met deze beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat het hof het verzoek van de raad alsnog moet afwijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 19 mei 2021 met bijlage(n);
- een brief namens de GI van 22 juli 2021 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 12 augustus 2021 met bijlage(n).
5.2
De zitting bij het hof was op 23 augustus 2021.
Aanwezig waren:
- De moeder, met mr. A. Dogan (die aanwezig was via skype-verbinding), als waarnemer voor mr. Köse-Albayrak;
- [naam1] op Reimer voor de raad;
- [naam2] voor de jeugdbescherming.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
6.2
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. In dat geval moet het ook zo zijn dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders door de ondertoezichtstelling in staat zijn om de verzorging en opvoeding na een tijdje weer zelf te kunnen gaan doen en er geen grote zorgen meer zijn over de ontwikkeling van het kind. (artikel 1:255 BW).
6.3
Kortgeleden heeft de moeder een relatie gehad met een man die, voor zover het hof kan nagaan, definitief is veroordeeld voor een zedendelict met een of meerdere zeer jonge kinderen. De moeder vindt dat haar kinderen geen gevaar hebben gelopen omdat zij, zo stelt zij, de man vanaf het moment dat zij wist van zijn verleden niet meer alleen liet met haar kinderen. Daarnaast lijkt de moeder in de onschuld van de man te geloven. De moeder stelt verder dat zij inmiddels de relatie heeft verbroken en al lang geen contact meer met de man heeft.
Het hof kijkt hier anders naar dan de moeder. De relatie is verbroken, maar pas recent en onder druk van de hulpverlening. Ook staat vast dat de moeder deze man nog alleen met de kinderen heeft gelaten terwijl zij al wist dat de man voor een zedendelict was veroordeeld. Bovendien zijn er volgens berichten van de reclassering in juni 2021 nog contacten geweest tussen de moeder en de man. Hoewel het begrijpelijk is dat de moeder, na de dood van haar moeder, steun zocht bij iemand, mag dit nooit [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in gevaar brengen. De moeder lijkt het gevaar niet of niet voldoende te zien. Dit maakt dat er grote zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie.
Dit is niet de eerste keer dat er dit soort zorgen spelen over de moeder en de veiligheid van haar (andere) kinderen. Vanaf 2007 is de moeder bekend bij het Adviespunt en Meldpunt Kindermishandeling (later opgegaan in Veilig Thuis). De zorgen over de veiligheid thuis hebben toen geleid tot de uithuisplaatsing van de vier oudere kinderen van de moeder. De moeder heeft indertijd wel een kans gehad om de situatie voor haar kinderen te verbeteren door een ouderkind-opname (in 2010). Zij koos uiteindelijk voor haar toenmalige partner en weigerde hulpverlening.
Eind 2018 deed de politie een zorgmelding omdat in het huis waar [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met de moeder woonden onder meer een vuurwapen op de kinderkamer werd gevonden. Volgens de moeder lag dit aan haar toenmalige partner omdat het zijn huis was. De moeder kon daar verder dan ook weinig aan doen, vindt ze.
In 2020 meldde de politie dat de moeder zonder rijbewijs met de kinderen in een auto reed.
Volgens het hof geven deze voorbeelden een patroon aan, waarbij de kinderen steeds weer in risicovolle en onveilige situaties belanden en de moeder niet beseft dat zij degene is die de kinderen daartegen moet beschermen. De moeder ziet de risico’s niet of niet genoeg of lijkt die te negeren. Dit maakt dat een ondertoezichtstelling nodig is voor de veiligheid van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Daarnaast ziet de moeder onvoldoende in dat er hulp nodig is en zal zij die niet inzetten. Vanuit de hulpverlening die al wel is ingezet (door de jeugdbescherming), wordt opgemerkt dat de moeder wantrouwend is en weinig gemotiveerd om mee te werken. Tot slot zijn er signalen over trauma’s bij de moeder. Zij weigert hier inzicht in te geven en over te praten, terwijl het wel nodig is dat zij zelf openheid geeft. De hulpverlening die wellicht nodig is komt hierdoor helemaal niet van de grond waardoor de grote zorgen over de veiligheid van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] blijven bestaan.
6.4
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 19 februari 2021;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, A.P. de Jong-de Goede en F. Menso, in samenwerking met mr. M.J. Muller, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.