In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder van de kinderen, die alleen het gezag over hen heeft, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter die op 19 februari 2021 had bepaald dat de kinderen onder toezicht zouden worden gesteld van de jeugdbescherming tot 19 februari 2022. De moeder was het niet eens met deze beslissing en vond dat het verzoek van de raad voor de kinderbescherming afgewezen moest worden.
De kinderrechter had eerder al zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen, die in risicovolle situaties terechtkwamen, mede door de relatie van de moeder met een man die veroordeeld was voor een zedendelict. Ondanks dat de moeder stelde dat zij de kinderen niet in gevaar had gebracht, concludeerde het hof dat er grote zorgen waren over de thuissituatie. Het hof wees op een patroon van onveilige situaties en het gebrek aan inzicht van de moeder in de risico's die zij en haar kinderen liepen.
Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De moeder werd geacht onvoldoende te beseffen dat zij verantwoordelijk was voor de bescherming van haar kinderen en dat er hulp nodig was. De beschikking van het hof bevestigde de noodzaak van de ondertoezichtstelling voor de veiligheid van de minderjarigen.