ECLI:NL:GHARL:2021:8734

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
21-003082-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling en eenvoudige belediging met toepassing van artikel 9a Sr.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van belaging, maar is in hoger beroep opnieuw aangeklaagd voor mishandeling en eenvoudige belediging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 april 2018 [naam1] heeft mishandeld door met een blokfluit tegen het hoofd te slaan en op 13 maart 2018 [naam2] heeft beledigd met kwetsende woorden. De politierechter had geen straf of maatregel opgelegd, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak van belaging, maar heeft de bewezenverklaring van mishandeling en belediging bevestigd. Gelet op het tijdsverloop, het ontbreken van nieuwe meldingen en de impact van de strafrechtelijke procedure op de verdachte, heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar enkel een schuldigverklaring te geven. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003082-20
Uitspraak d.d.: 10 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 augustus 2020 met parketnummer 18-172901-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.T. van Dalen, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is bij het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van de tenlastegelegde belaging in de periode van 9 januari 2018 tot en met 8 maart 2018. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen dit onderdeel van het vonnis geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij het hierboven genoemde vonnis bewezenverklaard dat verdachte op 21 april 2018 [naam1] heeft mishandeld (feit 1) en op 13 maart 2018 [naam2] heeft beledigd (feit 2). Verdachte is vrijgesproken voor de onder 3 tenlastegelegde belaging. De politierechter heeft ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) geen straf of maatregel aan verdachte opgelegd. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de ingediende vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover nog in hoger beroep aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 21 april 2018, te [plaats] [naam1] heeft mishandeld door met een blokfluit tegen het hoofd te slaan;
2.hij op of omstreeks 13 maart 2018, te [plaats] , opzettelijk [naam2] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "vieze junkiehoer" en/of "hoerenneuker, junkiehoer, je neukt met de junkies. Ik krijg je nog wel.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde

Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat de voor een bewezenverklaring benodigde rechterlijke overtuiging ontbreekt.
Aangeefster heeft op 13 maart 2018 aangifte heeft gedaan van belediging op 13 maart 2018 bij de [naam3] aan het [adres] te [plaats] . Haar verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige1] . Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze bewijsmiddelen te twijfelen. Van een gebrek aan overtuiging is derhalve geen sprake. Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 21 april 2018, te [plaats] [naam1] heeft mishandeld door met een blokfluit tegen het hoofd te slaan;
2.hij op 13 maart 2018, te [plaats] , opzettelijk [naam2] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "vieze junkiehoer" en/of "hoerenneuker, junkiehoer, je neukt met de junkies. Ik krijg je nog wel.", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en eenvoudige belediging. De bewezenverklaarde feiten hielden verband met een conflict in de buurt waar verdachte destijds woonachtig was en hielden verband met gebeurtenissen rond de onder dit parketnummer tenlastegelegde belaging waarvoor verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken. Bij de betrokken personen zijn de gemoederen hoog opgelopen. Inmiddels is verdachte verhuisd naar een andere buurt en zijn de gemoederen bedaard.
Het hof heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 15 juli 2021, waaruit volgt dat verdachte sinds onderhavige feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Tevens heeft het hof gelet op hetgeen door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht. Verdachte heeft ter zitting van het hof aangegeven dat het geheel van gedragingen moeten worden bezien in de context waarin het zich heeft afgespeeld en dat hij niets strafbaars heeft gedaan.
Zoals hiervoor is gebleken is het hof tot een bewezenverklaring gekomen van beide feiten. Anders dan verdachte meent, maakt de context waarin één en ander zich heeft afgespeeld niet dat verdachte niet strafbaar is. Het hof heeft – net zoals in eerste aanleg ook is gedaan door de politierechter - die context echter wel degelijk in aanmerking genomen bij de vraag of en welke straf op zijn plaats is. Mede gelet op het tijdsverloop, de omstandigheid dat geen nieuwe meldingen zijn gedaan alsmede gelet op de impact van de strafrechtelijke procedure op verdachte, is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 10 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.