ECLI:NL:GHARL:2021:8730

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
21-005365-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van eerdere beslissing in ontnemingszaak met betrekking tot hennepteelt en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De rechtbank had eerder het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 78.975,40, maar het hof komt, na beoordeling van de feiten en omstandigheden, tot de conclusie dat er aanwijzingen zijn voor één eerdere oogst. Het hof matigt het wederrechtelijk verkregen voordeel tot € 39.487,70, omdat er aanwijzingen zijn dat meerdere personen betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij. De veroordeelde had een hennepkwekerij in een bedrijfsloods, waar 870 hennepplanten zijn aangetroffen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 78.975,40 had geschat, niet volledig overgenomen. De verdediging had primair bepleit dat de vordering tot ontneming moest worden afgewezen, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 39.487,70. De veroordeelde heeft geen bewijs geleverd voor zijn financiële draagkracht, waardoor het hof zijn verzoek om rekening te houden met zijn situatie heeft afgewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005365-19
Uitspraak d.d.: 10 september 2021
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2019 met parketnummer 18-950038-17 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Procesgang

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 394.877 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van voornoemd bedrag.
Bij de hierboven genoemde beslissing, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, alsmede diens terugbetalingsverplichting vastgesteld op € 78.975,40.
De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 78.975,40 en dat aan veroordeelde wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 oktober 2019 (18-950038-17) ter zake van hennepteelt, opzettelijk aanwezig hebben van 870 hennepplanten en diefstal van elektriciteit veroordeeld tot straf.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel bedrag van € 78.975,40. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal gaat gelet op de aanwezige indicatoren uit van één oogst.
Standpunt verdediging
Door en namens veroordeelde is primair bepleit dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt afgewezen. Subsidiair is aangevoerd dat de kosten van veroordeelde hoger zijn dan in het dossier staat.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat veroordeelde ter zake van diefstal van elektriciteit is vrijgesproken voor de periode 25 november 2015 tot 21 maart 2017. Op basis van het Geerings-arrest mag geen voordeel worden ontnomen dat verkregen zou zijn door het plegen van feiten waarvoor een verdachte is vrijgesproken. Voorts kan er niet worden vastgesteld dat een succesvolle oogst is geweest. De in het dossier opgesomde sporen vormen onvoldoende bewijs dat een succesvolle oogst heeft plaatsgevonden.
Door de verdediging is verder aangevoerd dat de kosten van de stekken moeten worden vastgesteld op € 4.785 en dat deze kosten in mindering moeten worden gebracht. Tevens dient rekening gehouden te worden met de civiele procedure die [naam1] aangespannen heeft.
Oordeel hof
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit een ander strafbaar feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat dit feit is begaan, financieel voordeel heeft genoten.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij en het proces-verbaal van indicatoren eerdere oogsten gaat het hof uit van één eerdere oogst.
Veroordeelde huurde een bedrijfsloods aan de [adres] in [plaats] . In deze loods werd op 19 april 2017 een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bevond zich in twee kweekruimtes. In de eerste kweekruimte werden 460 hennepplanten aangetroffen en in de tweede kweekruimte werden 410 hennepplanten aangetroffen. De politie heeft onderzoek verricht naar mogelijke indicatoren voor eerdere oogsten. In de kweekruimte werd kalk en alg gelijkende afzetting, verkleuring van purschuim, stof op koolstoffilters en stof op overige voorwerpen aangetroffen. Tevens heeft veroordeelde bij de politie verklaard dat hij een aantal zaken, die ten behoeve van de hennepkwekerij zijn gebruikt, nieuw heeft gekocht, zoals de kabels, gipsplaten, koolstoffilters en vijverfolie.
Het hof is van oordeel dat dit in onderling verband en in samenhang bezien leidt tot de conclusie dat er voldoende aanwijzingen zijn dat in ieder geval één eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Het verweer van de raadsvrouw dat er geen eerdere oogst heeft plaatsgevonden wordt derhalve verworpen.
Het hof ziet, ondanks dat veroordeelde verklaard heeft dat niemand hem heeft geholpen met de hennepkwekerij, aanwijzingen dat meerdere personen bij deze hennepkwekerij betrokken zijn geweest. De hennepkwekerij maakt een professionele indruk. Veroordeelde was niet eerder veroordeeld voor het telen van hennep. Het opzetten van een kwekerij met daarin 870 planten vraagt om de nodige ervaring die veroordeelde niet heeft. Het hof acht het aannemelijk dat meerdere personen bij de hennepkwekerij betrokken zijn geweest, dat veroordeelde weliswaar de kweekruimtes ter beschikking heeft gesteld en daarvoor in de opbrengst van de oogst heeft gedeeld, maar zal daarom de omvang van het verkregen wederrechtelijk voordeel matigen. Het hof zal die schatten op 50 procent van het totaal.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de kosten van de stekken hoger moeten worden vastgesteld op € 4.785. Het hof is van oordeel dat dit standpunt niet met stukken is onderbouwd en zal dit bedrag derhalve niet meenemen bij de berekening van de kosten.
Berekening
Bruto opbrengst:
Ruimte 1
Ruimte 2
Aantal planten:
460
410
Gewicht per plant:
29,6 gram
30 gram
Aantal oogsten:
1
1
Totale opbrengst in kilogrammen:
13,6 kilogram
12,3 kilogram
Opbrengst per kilogram:
3.280 euro
3.280 euro
Bruto opbrengst:
44.608 euro
40.344 euro
Totale bruto opbrengst:
84.952 euro
Gemaakte kosten:
Afschrijvingskosten:
300 euro
300 euro
Hennepstekken:
1.311 euro
1.168,50 euro
Variabele kosten:
1.531,80 euro
1.365,30 euro
Totale kosten:
5.976,60 euro
Totale netto opbrengst:
78.975,40 euro
50 procent van het totaal
39.487,70 euro
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt mitsdien geschat op 50 procent van
€ 78.975,40 oftewel € 39.487,70.
Het hof zal geen rekening houden met betalingsverplichtingen van veroordeelde jegens [naam1] en de civiele procedure die door [naam1] is aangespannen, nu niet is gebleken dat sprake is van vorderingen die door veroordeelde zijn voldaan. Bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, worden immers ingevolge artikel 36e, lid 9 van het Wetboek van Strafrecht aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht, voor zover die zijn voldaan. Overigens heeft veroordeelde te zijner tijd, net overigens als de benadeelde derde, de mogelijkheid om aan de rechter te verzoeken om op grond van artikel 6:6:26 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering de hoogte van het te betalen bedrag te verminderen en de reeds betaalde of verhaalde bedragen aan de derde-benadeelde, te doen uitkeren.
Tot slot overweegt het hof dat, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, het voorgaande geen strijd oplevert met het Geerings-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Veroordeelde is immers niet vrijgesproken van de verdenking dat hij gedurende een langere periode heeft geteeld. Die periode is hem niet tenlastegelegd.

De verplichting tot betaling aan de Staat

Draagkracht
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof verzocht om bij oplegging van een betalingsverplichting rekening te houden met de financiële draagkracht van veroordeelde. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Veroordeelde werkt als koerier van medicatie en genereert daaruit een beperkt inkomen. Hij kan van dit inkomen net rondkomen, maar hij kan niet sparen. Veroordeelde wordt binnenkort voor de tweede keer vader. Toewijzen van een groot bedrag zal veroordeelde in financiële problemen brengen.
Het hof verwerpt het verweer. Hoewel de raadsvrouw namens de veroordeelde heeft verklaard dat veroordeelde in financiële problemen zal raken is deze stelling niet met stukken onderbouwd. Om die reden is niet aanstonds duidelijk dat de veroordeelde thans, noch – naar redelijke verwachting – in de toekomst in staat is aan de betalingsverplichting te voldoen en dient het verweer te worden verworpen. Mocht in de toekomst blijken dat geen of onvoldoende financiële draagkracht aanwezig is, dan zal daarover desgevraagd in de executiefase kunnen worden geoordeeld.
Op grond van het voorgaande zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op een bedrag van € 39.487,70.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
39.487,70 (negenendertigduizend vierhonderdzevenentachtig euro en zeventig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 39.487,70 (negenendertigduizend vierhonderdzevenentachtig euro en zeventig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 365 dagen.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 10 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.