Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2017 tot en met 27 oktober 2017 te [plaats] , opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
hij, op of omstreeks 28 oktober 2017, te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19 bolletjes cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
hij op of omstreeks 17 december 2017 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1⁰, te weten een revolver, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 17 december 2017, te [plaats] , een wapen van categorie IV, onder 7⁰, heeft gedragen, te weten een nep revolver, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen en/of werd gezien op een door verdachte gemaakt filmpje, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
hij op of omstreeks 17 december 2017, te [plaats] , een wapen van categorie I, onder 7°, te weten een neprevolver, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 18 december 2017, te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 bolletjes (0,68 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 5 januari 2018 tot en met 24 mei 2018, althans op 24 mei 2018, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vrijspraak
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2017 tot en met 27 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
hij op 28 oktober 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 10 bolletjes cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
hij op 17 december 2017, te [plaats] , een wapen van categorie I, onder 7°, te weten een neprevolver, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
hij op 18 december 2017 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 bolletjes (0,68 gram) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 5 januari 2018 tot en met 24 mei 2018 te [plaats] telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering tenuitvoerlegging
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.