Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van een voormalige echtgenoot, [appellant], tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De procedure betreft de gevolgen van een omzettingsverklaring die [appellant] in 2017 heeft afgegeven, waarbij hij zijn recht op nakoming van een eerdere verplichting tot verkoop van de echtelijke woning heeft omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De echtscheiding van partijen is in 2009 ingeschreven, en bij beschikking van 15 juni 2010 is bepaald dat de opbrengst van de verkoop van de woning gelijkelijk verdeeld zou worden. [appellant] stelt dat hij recht heeft op een hogere schadevergoeding dan eerder is toegekend, nu de verkoopopbrengst hoger is uitgevallen dan verwacht. Het hof oordeelt dat [appellant] niet kan terugkomen op zijn omzettingsverklaring op grond van redelijkheid en billijkheid, omdat hij niet voldoende feiten heeft aangevoerd die deze conclusie rechtvaardigen. Het hof wijst ook de andere gronden van beroep, zoals misbruik van omstandigheden, dwaling en ongerechtvaardigde verrijking, af. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en compenseert de proceskosten.