Uitspraak
de vader,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vader en zijn zoon over huurbetalingen en de verrekening van een schuld. De vader, die in een woning woont die in 2002 door hem en zijn vrouw aan de zoon is verkocht, stelt dat de zoon hem nog een bedrag van € 89.347,- schuldig is. De zoon daarentegen betoogt dat hij deze schuld heeft verrekend met huurpenningen die de vader aan hem verschuldigd is, maar nooit heeft betaald. De vader heeft in eerste aanleg bij de kantonrechter gevorderd dat de zoon tot betaling van het bedrag wordt veroordeeld, terwijl de zoon in reconventie heeft gevorderd dat de huurovereenkomst van 6 september 2002 van kracht is en dat de vader gehouden is om huur te betalen.
De kantonrechter heeft de zoon veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de vader, maar heeft ook de vader veroordeeld tot betaling van huurpenningen aan de zoon. In hoger beroep heeft de vader de grieven tegen het vonnis van de kantonrechter geformuleerd, waarbij hij stelt dat de zoon geen huurpenningen heeft kunnen verrekenen met zijn schuld. Het hof heeft de grieven van de vader verworpen en geoordeeld dat de huurovereenkomst van kracht is en dat de zoon zijn schuld aan de vader heeft mogen verrekenen met de openstaande huurschuld. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de vader in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.