Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift tevens verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingekomen op 28 april 2021;
- het verweerschrift van de vader;
- een journaalbericht van mr. Smit van 12 mei 2021 met productie;
- een brief van de GI van 16 juni 2021 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van den Hoek van 16 juni 2021 met productie.
- de moeder en haar advocaat;
- [naam1] en [naam2] namens de GI;
- de vader en zijn advocaat.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de moeder en [de minderjarige] elkaar onder begeleiding van [naam3] gedurende ten minste drie uren per week zien, waarbij elke drie weken wordt geëvalueerd door de GI en [naam3] , eventueel op aanwijzen van [naam3] uit te breiden;
- de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, als zorgregeling vast te stellen dat de moeder en [de minderjarige] iedere week op woensdagmiddag drie uren contact met elkaar hebben onder begeleiding van [naam3] , waarbij elke drie weken wordt geëvalueerd door de GI en [naam3] , eventueel op aanwijzen van [naam3] uit te breiden naar de regeling die is vastgesteld in de beschikking van 11 september 2020.
5.De motivering van de beslissing
in afwachting van onderzoeksresultaten van de raad voor de kinderbescherming’en de onderzoeksresultaten met het raadsrapport van juni 2021 bekend zijn. Daarnaast voert de vader aan dat de moeder verzoekt om begeleiding van [naam3] en dat dit niet mogelijk is, nu [naam3] niet langer betrokken is. Anders dan de vader, is het hof van oordeel dat het verzoek van de moeder in redelijkheid ruim moet worden uitgelegd, in die zin dat zij een inhoudelijk oordeel vraagt over de beperking van het contact tussen haar en [de minderjarige] . De moeder heeft voldoende belang bij dat verzoek.