ECLI:NL:GHARL:2021:8639

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
200.291.436
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van de ouders, die beiden de Eritrese nationaliteit hebben. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Gelderland te vernietigen, waarin was bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zouden hebben. De vader stelt dat de moeder de zorgregeling niet nakomt en dat zij hem niet informeert over de kinderen. De moeder heeft verweer gevoerd en stelt dat zij de zorgregeling wel naleeft en dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats niet in het belang van de kinderen is.

Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail besproken. De minderjarigen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken, maar slechts één van hen heeft dat gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en tolken. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een advies uitgebracht.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de huidige zorgregeling en de stabiliteit in het leven van de kinderen, heeft het hof geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat hun hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.291.436
(zaaknummer rechtbank Gelderland 359164)
beschikking van 14 september 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.G. Wiebes te Lelystad,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. Simo te Culemburg.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder ook te noemen: de rechtbank), van 11 maart 2020 en 14 december 2020 uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De laatste beschikking wordt hierna ook ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 maart 2021;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De hierna te noemen [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken over het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De hierna te noemen [de minderjarige2] heeft bij brief van 14 mei 2021 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt over het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 23 juli 2021 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de vader met zijn advocaat en een tolk, [naam1] (tolkennummer [nummer1] );
- de moeder met haar advocaat en met een tolk [naam2] (tolkennummer [nummer2] );
- [naam3] , namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2005 te [plaats1] in Eritrea
(hierna: [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 te [plaats2] in Eritrea (hierna: [de minderjarige2] );
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2010 te [plaats2] in Eritrea (hierna:
[de minderjarige3] );
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2010 te [plaats2] in Eritrea (hierna:
[de minderjarige4] );
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank van 4 november 2019
is, voor zover hier van belang, voor de duur van het geding, bepaald dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] , aan de moeder worden toevertrouwd.
3.3
Bij beschikking van 11 maart 2020 van de rechtbank is onder meer:
- tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
- een voorlopige regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
Partijen zijn daarbij in de gelegenheid gesteld de zorgmodule Ouderschap na Scheiding of een soortgelijke module te volgen en verder is iedere beslissing aangehouden.
3.4
Het huwelijk van de partijen is [in] 2020 ontbonden door de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de hoofdverblijfplaats van de kinderen in geschil. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar zullen hebben af te wijzen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de door hem gevoerde grieven en verzoeken te verwerpen en/of af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Partijen hebben de Eritrese nationaliteit. Het formeel toepassingsgebied van Brussel II-bis volgt uit artikel 8 van deze verordening. In dat artikel is bepaald dat, onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 9, 10 en 12, ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid, bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, dat wil zeggen het tijdstip waarop het inleidend gedingstuk wordt ingediend. Niet in geschil is dat de kinderen ten tijde van het indienen van het verzoek in eerste aanleg hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. Het voorgaande brengt mee dat het hof evenals de rechtbank van oordeel is dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 Brussel II-bis bevoegd is kennis te nemen van de inleidende verzoeken.
5.2
Tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht van toepassing is, is – terecht – geen grief gericht. Ook het hof zal hiervan uitgaan.
Inhoudelijke beoordeling
5.3
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.4
De vader stelt in het beroepschrift dat de moeder de zorgregeling niet nakomt en dat zij de vader niet over de kinderen informeert. Volgens de vader wil de moeder hem niet meer in het leven van de kinderen aanwezig hebben. Daarom heeft de vader verzocht om de hoofdverblijfplaats te wijzigen.
5.5
De moeder voert aan dat zij de zorgregeling die in de tussenbeschikking door de rechtbank is vastgelegd nakomt en verwijst hierbij naar het rapport van de raad van
8 april 2021. Alleen tussen de vader en [de minderjarige1] is geen contact, omdat [de minderjarige1] daar niet voor open staat. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats acht de moeder niet in het belang van de kinderen.
5.6
De raad adviseert om de hoofdverblijfplaats onveranderd bij de moeder te laten.
5.7
Het hof overweegt als volgt. De vader heeft zijn verzoek voornamelijk gestoeld op zijn stelling dat de zorgregeling door de moeder niet wordt nagekomen. Uit het raadsrapport van 8 april 2021 blijkt dat de door de rechtbank vastgestelde voorlopige zorgregeling tussen de vader en de drie jongste kinderen wordt nageleefd, onder begeleiding van het betrokken wijkteam en de hulpverlening. Tijdens de zitting heeft de vader dit bevestigd. Tussen de vader en [de minderjarige1] is geen contact, omdat [de minderjarige1] dat niet wil. De ouders zijn aangemeld bij [naam4] voor een ouderschapstraject en krijgen hulpverlening. Binnen dit traject zal ook aandacht worden besteed aan de reden waarom [de minderjarige1] op dit moment geen contact met de vader wil en zal de mogelijkheid van contactherstel worden onderzocht.
5.8
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is. Het hof constateert dat de kinderen inmiddels geruime tijd bij de moeder wonen. Niet is gebleken dat het bij de moeder niet goed gaat met de kinderen of dat de moeder tekortschiet in de opvoeding en verzorging van de kinderen. De zorgregeling tussen de vader en de drie jongste kinderen is opgestart en verloopt goed. De mogelijkheid van contactherstel met [de minderjarige1] wordt door de hulpverlening onderzocht. De kinderen zijn op dit moment gebaat bij rust, stabiliteit en duidelijkheid. Het hof acht het van belang dat de huidige regelmaat in het leven van de kinderen blijft bestaan. In hetgeen de vader heeft aangevoerd ziet het hof, gelet op het belang van de kinderen, geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof volgt hierin ook het advies van de raad. Het hof zal daarom de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats bekrachtigen en het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
14 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os - ten Have, H. Phaff en H. van Loo, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 14 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.