ECLI:NL:GHARL:2021:8636

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
200.290.273
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap, inclusief onroerend goed in Nederland en Marokko

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vrouw had op 17 december 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna het huwelijk in 2021 werd ontbonden. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 19 november 2020 een beschikking gegeven over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waartegen de vrouw in hoger beroep ging. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de verdeling betreft en heeft de woning aan de [adres1] in [woonplaats] aan de vrouw toegedeeld tegen een waarde van € 525.000,-, onder de verplichting dat zij de financieringen bij [naam3] hypotheken voor haar rekening neemt. De man dient de vrouw € 161.975,- te betalen wegens overbedeling. Daarnaast is bepaald dat de beleggingspolis bij [naam2] aan de vrouw wordt toegedeeld, met verrekening van de helft van de premie die zij sinds het vertrek van de man heeft betaald. Het hof heeft ook de verdeling van onroerend goed in Marokko behandeld, waarbij de man de gelegenheid krijgt om het appartement en de grond te verkopen, met een termijn van zes maanden voor het appartement en twaalf maanden voor de grond. Indien de verkoop niet binnen deze termijnen plaatsvindt, worden de onroerende zaken aan de man toegedeeld tegen vastgestelde waarden in Marokkaanse dirham. Verder zijn de verdelingen van de inboedel, bankrekeningen en voertuigen besproken, waarbij de man en vrouw ieder hun deel van de activa en passiva dienen te voldoen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.273
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 472328 en 492525)
beschikking van 14 september 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Wolkenfelt te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder te De Meern.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 november 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 februari 2021;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
  • een journaalbericht van mr. Schröder van 21 juli 2021 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Wolkenfelt van 21 juli 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 augustus 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2.3
Zoals het hof tijdens de mondelinge behandeling heeft medegedeeld, slaat het hof geen acht op de schriftelijke toelichting bij het journaalbericht van mr. Schröder van 21 juli 2021 en op de daarin opgenomen vermeerdering van het verzoek van de man. Dit stuk houdt een extra schriftelijke ronde in en is daarmee in strijd met de twee-conclusieregel in hoger beroep.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1999 in [plaats1] gehuwd in gemeenschap van goederen.
3.2
De vrouw heeft op 17 december 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Het huwelijk van partijen is [in] 2021 ontbonden door inschrijving van de (in zoverre onbestreden) beschikking van 19 november 2020 in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap gelast als volgt:
  • de woning aan de [adres1] in [woonplaats] (hierna: de woning) zal worden verkocht aan een derde voor ten minste de door [naam1] Makelaardij te [woonplaats] vastgestelde taxatiewaarde:
  • de verkoopopbrengst van de woning zal worden gebruikt om de hypothecaire geldlening bij Woonfonds af te lossen en de verkoopkosten van de woning te betalen, het resterende bedrag wordt door partijen bij helfte gedeeld;
  • de beleggingspolis bij [naam2] zal indien mogelijk worden gesplitst, als dat niet mogelijk is wordt deze te gelde gemaakt en wordt de netto-opbrengst bij helfte gedeeld;
  • de inboedel van de voormelde woning in [woonplaats] wordt in onderling overleg bij helfte verdeeld;
  • het appartement aan de [adres2] in [plaats2] (Marokko) (hierna: het appartement in [plaats2] ) wordt verkocht aan een derde, de verkoopopbrengst wordt na aftrek van de verkoopkosten bij helfte gedeeld;
  • de inboedel van het appartement in [plaats2] wordt verkocht aan een derde, de verkoopopbrengst wordt bij helfte gedeeld;
  • het stuk grond in [plaats3] (Marokko) wordt verkocht aan een derde, de verkoopopbrengst wordt na aftrek van de verkoopkosten bij helfte gedeeld:
  • voor de bankrekeningen geldt dat:
  • het saldo op de gezamenlijke spaarrekening bij [de bank1] eindigend op 571 op de peildatum 17 december 2018 van € 86.611,74 wordt bij helfte gedeeld;
  • het saldo op de gezamenlijke rekening bij [de bank1] eindigend op 239 op de peildatum 17 december 2018 van € 2093.33 wordt bij helfte gedeeld;
  • het saldo op de rekening op naam van de man bij de [de bank2] eindigend op [nummer6] op de peildatum 17 december 2018 moet bij helfte worden gedeeld;
  • het saldo op de rekening op naam van de vrouw bij [de bank1] eindigend op 119 voor zover aanwezig op de peildatum 17 december 2018, moet bij helfte worden gedeeld;
  • de saldi op de rekeningen op naam van de vrouw bij [de bank3] eindigend op 605 en 881, voor zover aanwezig op de peildatum 17 december 2018, moeten bij helfte worden gedeeld;
  • veroordeelt de man tot betaling van € 1.000,- aan de vrouw voor de Mercedes Benz met het kenteken [kenteken1] ;
  • de Peugeot met het kenteken [kenteken2] wordt toegedeeld aan de vrouw, tegen betaling door de vrouw van een bedrag van € 820,- aan de man;
  • de elektrische fiets wordt toegedeeld aan de vrouw, tegen betaling door de vrouw van een bedrag van € 175,- aan de man.
4.2
De vrouw is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: voor zover het de verdeling betreft) en, opnieuw beschikkende:
  • de woning tegen de getaxeerde waarde van € 502.500,- aan de vrouw toe te delen, onder de verplichting dat de vrouw de financieringen bij [naam3] hypotheken voor haar rekening neemt en als eigen schuld overneemt en de man doet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze financieringen, onder gelijktijdige toedeling van de beleggingspolis bij [naam2] aan de vrouw;
  • te bepalen dat de notariële levering van de woning aan de vrouw binnen drie maanden na deze beschikking plaatsvindt;
  • voor het geval de man niet meewerkt aan ondertekening van de leveringsakte bij de notaris: te bepalen dat deze beschikking daarvoor in de plaats treedt in de zin van artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
  • te bepalen dat de kosten van notarieel transport voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft komt;
  • het appartement in [plaats2] met bijbehorende inboedelzaken tegen een waarde van € 133.592,- en het stuk grond in [plaats3] tegen een waarde van € 482.227,- aan de man toe te delen;
  • de inboedelzaken van de woning tussen de man en de vrouw aldus te verdelen dat ieder van partijen de zaken verkrijgt die hij/zij ten tijde van indiening van het beroepschrift feitelijk onder zich hield;
  • van het saldo van de spaarrekening bij [de bank1] met rekeningnummer [nummer1] per 17 december 2018 € 85.000,- aan de vrouw en € 1.611,74 aan de man toe te delen, te gelasten dat partijen deze bankrekening opheffen en voor het geval de man weigert aan deze opheffing mee te werken: te bepalen dat deze beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de man;
  • de man te veroordelen tot betaling van het debetsaldo op de en/of-rekening bij [de bank1] met rekeningnummer [nummer2] , waarna deze bankrekening kan worden opgeheven, partijen te veroordelen mee te werken aan opheffing van deze bankrekening. Voor het geval de man weigert aan deze opheffing mee te werken: te bepalen dat deze beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de man;
  • de saldi op de bankrekeningen ten name van de vrouw bij de [de bank3] met rekeningnummers [nummer3] en [nummer4] en bij [de bank1] met rekeningnummer [nummer5] aan de vrouw toe te delen;
  • het saldo op de bankrekening bij de [de bank2] aan de man toe te delen;
  • de Mercedes met kenteken [kenteken1] (waarde € 2.000,-) aan de man toe te delen;
  • de elektrische fiets (waarde € 350,-) en de Peugeot met kenteken [kenteken2] (waarde € 1.640,-) aan de vrouw toe te delen;
  • de man te veroordelen tot betaling van een overbedelingsvordering van € 104.177,- aan de vrouw, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de datum van de beschikking.
4.3
De man voert verweer in het (principaal) hoger beroep van de vrouw en is zelf met twee grieven in (incidenteel) hoger beroep gekomen. De grieven zien op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De man verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vrouw af te wijzen en, in incidenteel hoger beroep, de bestreden beschikking te vernietigen en het hof begrijpt: voor zover het de verdeling betreft) en, opnieuw beschikkende:
  • de woning tegen een nog te bepalen waarde aan de man toe te delen, onder de verplichting dat de man de financieringen bij [naam3] hypotheken voor zijn rekening neemt en als eigen schuld overneemt en de vrouw doet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze financieringen, onder gelijktijdige toedeling van de beleggingspolis bij [naam2] aan de man;
  • te bepalen dat de notariële levering van de woning aan de man binnen drie maanden na deze beschikking plaatsvindt;
  • voor het geval de vrouw niet meewerkt aan ondertekening van de leveringsakte bij de notaris: te bepalen dat deze beschikking daarvoor in de plaats treedt in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW;
  • te bepalen dat de kosten van notarieel transport voor rekening van beide partijen, ieder voor de helft komt;
  • de inboedelzaken van de woning tussen de man en de vrouw aldus te verdelen dat ieder van partijen de zaken verkrijgt die hij/zij ten tijde van indiening van het beroepschrift feitelijk onder zich hield;
  • te bepalen dat het appartement in [plaats2] wordt verkocht aan een derde en dat de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten bij helfte door partijen wordt gedeeld;
  • te bepalen dat de inboedel van het appartement in [plaats2] wordt verkocht aan een derde en dat de verkoopopbrengst door partijen bij helfte wordt gedeeld;
  • de bepalen dat het stuk grond in [plaats3] wordt verkocht aan een derde en dat de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten bij helfte door partijen wordt gedeeld;
  • te bepalen dat het saldo op de spaarrekening bij [de bank1] met rekeningnummer [nummer1] per 17 december 2018 ad € 86.611,74 bij helfte door partijen wordt gedeeld en te gelasten dat de vrouw uit hoofde hiervan binnen 5 dagen na de deze beschikking € 41.694,03 aan de man dient over te maken;
  • te bepalen dat het saldo op de rekening bij de [de bank2] met rekeningnummer eindigend op [nummer6] per 17 december 2018 ad 14.587 [naam4] bij helfte door partijen wordt gedeeld en te gelasten dat de vrouw de helft van de kosten die de man na 17 december 2018 voor het appartement in [plaats2] heeft voldaan, aan de man dient te betalen binnen 5 dagen na deze beschikking;
  • de Mercedes met kenteken [kenteken1] (waarde € 2.000,-) aan de man toe te delen;
  • de elektrische fiets (waarde € 350,-) en de Peugeot met kenteken [kenteken2] (waarde € 1.640,-) aan de vrouw toe te delen;
kosten rechtens.
4.4
De vrouw voert verweer in het incidenteel hoger beroep van de man en verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep, dan wel dit af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Partijen hebben beiden de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit. De verzoeken zien mede op onroerende goederen gelegen in Marokko. Gelet op dit internationale karakter dient het hof ambtshalve te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de voorliggende verzoeken. Het hof is net als de rechtbank en partijen van oordeel dat dit het geval is. Beide partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter gelet op artikel 3 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) bevoegd is ten aanzien van de echtscheiding. Gelet op artikel 4 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter in dat geval tevens rechtsmacht ten aanzien van de als nevenvoorziening verzochte verdeling.
5.2
Omdat tegen de beslissing van de rechtbank dat op alle verzoeken het Nederlands recht van toepassing is geen grieven zijn gericht, staat vast dat het Nederlandse recht van toepassing is.
De woning, de hypothecaire geldlening en de beleggingspolis
5.3
De man en de vrouw wensen allebei de woning over te nemen en hebben allebei aannemelijk gemaakt dat zij hiertoe financieel in staat zijn. Nu partijen daarover geen overeenstemming hebben bereikt, zal het hof de wijze van verdeling van de woning vaststellen. Gelet op artikel 3:185 lid 1 BW dient daarbij rekening te worden gehouden met zowel de belangen van partijen als met het algemeen belang.
5.4
Beide partijen hebben belang bij toedeling van de woning nu dit hun vertrouwde woonomgeving betreft en andere vergelijkbare woonruimte mogelijk hogere woonlasten meebrengt. De vrouw heeft echter een aanvullend belang, nu de woning naast die van haar ouders gelegen is. Het hof zal de woning daarom aan de vrouw toedelen.
5.5
De waarde van de woning is in geschil. Nu het hof bij deze beschikking de wijze van verdeling vaststelt, geldt de datum van deze beschikking als peildatum voor de bepaling van de waarde van de woning.
De vrouw stelt dat moet worden uitgegaan van een waarde van € 502.500,-, zoals volgt uit het taxatierapport van [naam5] Makelaardij van 7 september 2020. De man heeft erkend dat partijen samen opdracht hebben gegeven aan deze makelaar voor taxatie van de woning. De man voert aan dat hij niet in staat is gesteld bij de taxatie aanwezig te zijn en dat de waarde van de woning hoger is, maar heeft geen inhoudelijke bezwaren tegen de vaststelling van de waarde door [naam5] Makelaardij aangevoerd. Het hof is daarom van oordeel dat de taxatiewaarde in beginsel vaststaat. Deze waarde is echter vastgesteld met het oog op verkoop van de woning aan een derde en de taxatie heeft een jaar vóór de peildatum plaatsgevonden. Gelet op de ontwikkelingen op de woningmarkt acht het hof aannemelijk dat de waarde van de woning sindsdien is toegenomen. Het hof zal de waarde van de woning op de peildatum in redelijkheid vaststellen op € 525.000,-. De man heeft onbetwist gesteld dat een vergelijkbare woning voor dit bedrag te koop stond en het hof acht deze waardestijging niet onredelijk hoog gelet op de gemiddelde waardestijging van woningen in [woonplaats] .
5.6
Het hof zal bepalen dat de toedeling zal geschieden onder de verplichting voor de vrouw om de financieringen bij [naam3] hypotheken voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze financieringen. De vrouw dient wegens overbedeling aan de man te betalen de helft van de overwaarde – zijnde de waarde van de woning minus het hypotheekbedrag, aldus (€525.000,- – € 201.050,- = € 323.950,- x ½ =) € 161.975,-. Het hof zal verder bepalen dat de notariële levering binnen drie maanden na deze beschikking plaatsvindt, dat deze beschikking in de plaatst treedt van de ondertekening van de man van de leveringsakte indien de man aan die ondertekening niet meewerkt en dat de gebruikelijke kosten van notarieel transport door de vrouw worden gedragen. Het hof zal de beleggingspolis bij [naam2] aan de vrouw toedelen, met verrekening van de helft van de premie die de vrouw sinds het vertrek van de man uit de woning op 30 november 2019 tot heden heeft voldaan. De vrouw voert aan dat voor deze polis moet worden uitgegaan van een waarde van € 23.990,-. Deze waarde is op 31 december 2019 vastgesteld. Het hof zal echter als peildatum voor de waarde van de polis uitgaan van de datum van deze beschikking, nu de polis bij deze beschikking wordt toegedeeld aan de vrouw.
De inboedel van de woning
5.7
Tussen partijen is niet in geschil dat de inboedel van de woning is verdeeld zonder gehoudenheid tot vergoeding.
Het appartement en de inboedel in [plaats2] en het stuk grond in [plaats3]
5.8
Partijen zijn ieder voor de helft gerechtigd tot het appartement en de inboedel in [plaats2] en het stuk grond in [plaats3] . Naar Marokkaans goederenrecht is echter alleen de man eigenaar, zodat de vrouw haar aanspraak in Marokko niet kan doen gelden. Gelet hierop ligt toedeling aan de man, zoals de vrouw heeft verzocht, voor de hand. De man heeft echter te kennen gegeven dat hij de goederen in Marokko niet toegedeeld wenst te krijgen. Hij verzoekt het hof te bepalen dat het appartement en de inboedel in [plaats2] en de grond in [plaats3] moeten worden verkocht en geleverd aan een derde, waarna de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten bij helfte door partijen wordt gedeeld. Het hof zal de man in de gelegenheid stellen om te proberen de goederen aan een derde te verkopen. Om tegemoet te komen aan het bezwaar van de vrouw dat zij gelet op het Marokkaanse eigendomsrecht geen inspraak in en zicht op het verkoopproces heeft, zal verkoop dienen plaats te vinden via een of meer door de vrouw aan te wijzen makelaar(s), zoals partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben afgesproken. Daarnaast zal het hof een termijn voor de verkoop stellen van zes maanden voor het (gemeubileerde) appartement in [plaats2] en van twaalf maanden voor de grond in [plaats3] . Deze termijn vangt aan op het moment dat de vrouw de namen van de makelaar(s) aan de man heeft opgegeven. Is de verkoop niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan wordt het appartement in [plaats2] met de inboedel aan de man toegedeeld tegen een waarde van 1.470.600 Marokkaanse dirham en het stuk grond in [plaats3] tegen een waarde van 4.820.400 Marokkaanse dirham. Daarbij gaat het hof uit van het gemiddelde van de waarden uit de door de vrouw overgelegde taxatierapporten, waarbij het hof de twee gelijkluidende taxaties van de grond in [plaats3] door [naam6] als één rapport beschouwt. De man heeft de juistheid van deze taxaties weliswaar betwist, maar heeft zelf geen andere stukken ingediend waaruit een andere waarde volgt, anders dan een onvertaald taxatierapport dat is opgesteld in het Arabisch.
De man dient in dit geval de helft van de waarde van beide onroerende zaken aan de vrouw te betalen, te weten (4.820.400 + 1.470.600 = 6.291.000 x ½ =) 3.145.500 Marokkaanse dirham.
5.9
De vrouw verzoekt toedeling van de goederen in Marokko aan de man in een bedrag in euro’s. Tussen partijen is niet in geschil dat Marokko restricties heeft gesteld aan de uitvoer van Marokkaanse dirham. Nu partijen er tijdens hun huwelijk samen voor hebben gekozen om onroerend goed in Marokko aan te kopen, dienen zij beiden de gevolgen te dragen van de in Marokko bestaande restricties aan het geldverkeer. Het hof zal daarom uitgaan van de waarde in Marokkaanse dirham.
5.1
De man verzoekt het hof te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 764,50 dient te voldoen, nu de man de eigenaarslasten van het appartement in [plaats2] sinds 17 december 2018 heeft betaald. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij de helft van de eigenaarslasten dient te dragen. Het hof zal het verzoek van de man daarom toewijzen.
5.11
De man voert aan dat zijn oom een vordering op partijen heeft van 100.000 Marokkaanse dirham vanwege de bouw van een muur op de grond in [plaats3] . De vrouw betwist niet dat sprake is van een gemeenschapsschuld, maar stelt dat de schuld al is afgelost.
Het hof zal bepalen dat, indien en voor zover deze oom nog een vordering op partijen heeft vanwege de bouw van de muur, partijen deze schuld ieder voor een gelijk deel dienen te dragen (artikel 1:102 lid 2 BW). Een reden om van deze regel af te wijken op grond van de eisen van de redelijkheid en billijkheid is niet gesteld of gebleken.
De banksaldi
5.12
Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat de banksaldi als volgt in de verdeling dienen te worden betrokken:
  • het saldo op de spaarrekening met rekeningnummer [nummer1] van € 86.611,74 op de peildatum komt aan partijen ieder voor de helft toe en hiervan moet – in overeenstemming met de wijze waarop dit saldo feitelijk is verdeeld – € 85.000,- aan de vrouw worden toebedeeld en € 1.611,74 aan de man, onder gehoudenheid tot vergoeding van € 41.694,13 door de vrouw aan de man;
  • de man dient het resterende debetsaldo op de gezamenlijke bankrekening met rekeningnummer [nummer2] aan te zuiveren, waarna geen verdere vergoeding verschuldigd is;
  • het saldo van de rekening van de vrouw met rekeningnummer [nummer5] was op de peildatum nul, zodat verdeling niet aan de orde is;
  • de saldi op de rekeningen van de vrouw met rekeningnummers [nummer3] en [nummer4] dienen aan de vrouw te worden toegedeeld zonder gehoudenheid tot vergoeding aan de man;
  • het saldo op de bankrekening van de man bij de [de bank2] van omgerekend € 1.342,- op de peildatum dient te worden toebedeeld aan de man, onder gehoudenheid tot vergoeding van de helft van het saldo aan de vrouw.
5.13
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw het aan de man toekomende saldo nog niet aan hem heeft overgemaakt, omdat dit mede zou afhangen van de overbedeling in de gehele verdeling. Het hof ziet echter geen aanleiding om de afrekening van de banksaldi uit te stellen.
De Mercedes, de Peugeot en de elektrische fiets
5.14
Tussen partijen is niet in geschil dat de Mercedes met kenteken [kenteken1] aan de man moet worden toegedeeld tegen een waarde van € 2.000,- en dat de Peugeot met kenteken [kenteken2] en de elektrische fiets aan de vrouw moeten worden toegedeeld tegen een waarde van respectievelijk € 1.640,- en € 350,-.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap betreft en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
7.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 november 2020 voor zover het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
7.2
bepaalt dat de woning aan de [adres1] 15 in [woonplaats] wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 525.000,-, onder de verplichting voor de vrouw om de financieringen bij [naam3] hypotheken voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze financieringen, en bepaalt dat de vrouw wegens overbedeling € 161.975,- aan de man dient te voldoen;
7.3
bepaalt dat de notariële levering van de woning binnen drie maanden na deze beschikking plaatsvindt;
7.4
bepaalt dat deze beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de man aan de notariële akte van levering indien de man aan ondertekening van die akte niet meewerkt;
7.5
bepaalt dat de gebruikelijke kosten van notarieel transport door de vrouw worden gedragen;
7.6
bepaalt dat de beleggingspolis bij [naam2] aan de vrouw wordt toegedeeld tegen de contante waarde op de datum van deze beschikking en bepaalt dat de vrouw aan de man wegens overbedeling de helft van deze waarde dient te voldoen, met verrekening van de helft van de door de vrouw sinds 30 november 2019 tot heden betaalde premie;
7.7
verstaat dat de inboedel van de woning tussen partijen is verdeeld zonder gehoudenheid tot vergoeding;
7.8
bepaalt dat de man in de gelegenheid wordt gesteld het appartement in [plaats2] en de inboedel daarvan en de grond in [plaats3] aan (een) derde(n) te verkopen via een of meer door de vrouw aan te wijzen makelaar(s), binnen een termijn van zes maanden voor het appartement en van twaalf maanden voor de grond, welke termijn aanvangt bij opgave van de makelaar(s) door de vrouw, en bepaalt dat de man in geval van verkoop binnen die termijn aan de vrouw wegens overbedeling de helft van de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten dient te voldoen in Marokkaanse dirhams;
7.9
indien de verkoop niet binnen de gestelde termijn is gerealiseerd: bepaalt dat het appartement in [plaats2] en de inboedel daarvan en de grond in [plaats3] aan de man worden toegedeeld tegen een waarde van respectievelijk 1.470.600 Marokkaanse dirham en 4.820.400 Marokkaanse dirham en bepaalt dat de man aan de vrouw wegens overbedeling 3.145.500 Marokkaanse dirham dient te voldoen;
7.1
bepaalt dat de vrouw aan de man € 764,50 aan eigenaarslasten van het appartement in [plaats2] dient te voldoen;
7.11
bepaalt dat, indien en voor zover de oom van de man nog een vordering op partijen heeft vanwege de bouw van de muur op de grond in [plaats3] , partijen deze schuld ieder voor een gelijk deel dienen te dragen;
7.12
deelt van het saldo op de spaarrekening met rekeningnummer [nummer1] € 85.000,- aan de vrouw toe en € 1.611,74 aan de man en bepaalt dat de vrouw aan de man wegens overbedeling € 41.694,13 dient te voldoen;
7.13
bepaalt dat de man het resterende debetsaldo op de gezamenlijke bankrekening met rekeningnummer [nummer2] dient aan te zuiveren;
7.14
bepaalt dat de saldi op de bankrekeningen van de vrouw met rekeningnummers [nummer3] en [nummer4] aan de vrouw worden toegedeeld zonder gehoudenheid tot vergoeding aan de man;
7.15
bepaalt dat het saldo op de bankrekening van de man bij de [de bank2] van omgerekend € 1.342,- wordt toegedeeld aan de man en bepaalt dat de man wegens overbedeling € 671,- aan de vrouw dient te voldoen;
7.16
bepaalt dat de Mercedes met kenteken [kenteken1] aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 2.000,- en dat de Peugeot met kenteken [kenteken2] en de elektrische fiets aan de vrouw worden toegedeeld tegen een waarde van respectievelijk € 1.640,- en € 350,- en bepaalt dat de man wegens overbedeling € 5,- aan de vrouw dient te voldoen;
7.17
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.18
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, M.H.H.A. Moes en J.U.M. van der
Werff, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 14 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.