ECLI:NL:GHARL:2021:8617

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
21-003823-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor diefstal van elektriciteit. De zaak betreft een hennepkwekerij waar de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennepplanten. De verdachte heeft opzettelijk gelegenheid verschaft tot het plegen van het misdrijf door zijn woning beschikbaar te stellen, maar heeft zelf geen actieve rol gespeeld in de teelt of verzorging van de planten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor hennepteelt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor een actieve betrokkenheid bij de kwekerij. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar is wel schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde feit van medeplichtigheid aan de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de rol van de verdachte, het tijdsverloop van de zaak en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003823-20
Uitspraak d.d.: 7 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 oktober 2020 met parketnummer 18-235706-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en tot veroordeling van de verdachte, ter zake van hetgeen hem onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair is tenlastegelegd, tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 22 oktober 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld ter zake van hetgeen hem onder feit 1 primair en feit 2 primair is tenlastegelegd tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, (in een pand aan [woonadres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 276, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [woonadres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 276, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks de periode van 18 december 2017 tot en met 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) een hoeveelheid van ongeveer 276 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks van 18 december 2017 tot en met 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid energie (elektriciteit), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat een of meer onbekende personen in of omstreeks de periode van 18 december 2017 tot en met 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, - vanuit een pand aan [woonadres] - een hoeveelheid energie (elektriciteit), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekende perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekende perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks de periode van 18 december 2017 tot en met 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand en/of de daarbij behorende voorzieningen voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder 1 subsidiair en 2 primair.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 subsidiair op het standpunt gesteld dat het aandeel van de verdachte bij de hennepkwekerij beperkt is tot die van medeplichtige. Verdachte heeft opzettelijk gelegenheid verschaft tot het plegen van het misdrijf door zijn woning ter beschikking te stellen voor hennepteelt.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof stelt vast dat uit het dossier niet anders kan worden vastgesteld dan dat de verdachte in de tenlastegelegde periode zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor hennepteelt. Er zijn uit het dossier geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte op enigerlei wijze bemoeienis heeft gehad met de werkzaamheden tot opbouw en inrichten van de kwekerij dan wel het onderhoud en de verzorging daarvan. Naar het oordeel van het hof is deze bijdrage aan het telen van hennep van onvoldoende gewicht om te concluderen dat hij daarbij als medepleger betrokken is geweest.

Overwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 primair

Verdachte heeft het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair ter terechtzitting van het hof bekend te hebben gepleegd en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit. Daarom volstaat het hof, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van bewijsmiddelen.
Deze opgave luidt als volgt: [1]
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 24 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 12 november 2018, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant1] .
Ten aanzien van feit 2 primair:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 24 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
Een proces-verbaal van aangifte van 25 juli 2018, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam1] N.V.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk hebben geteeld, in een pand aan [woonadres] een hoeveelheid van 276 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 18 december 2017 tot en met 12 juli 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , meermalen, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
2.primair
hij in de periode van 18 december 2017 tot en met 12 juli 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid energie (elektriciteit), dat geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden het tijdsverloop van de zaak.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte is als medeplichtige betrokken geweest bij een hennepkwekerij. Hoewel het ging om een kwekerij, waarin een aanzienlijke hoeveelheid van 276 hennepplanten is aangetroffen, vervulde de verdachte een relatief beperkte rol door het ter beschikking stellen van zijn woning voor de hennepteelt. Hij heeft daarbij kennelijk gehandeld uit financieel gewin. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid en leiden vaak tot verschillende vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt, zonder dat dit werd geregistreerd en zonder dat hiervoor door de verdachte werd betaald, waardoor het energiebedrijf schade heeft geleden. Verder veroorzaken dergelijke illegale elektriciteitsvoorzieningen in het algemeen gevaar voor omwonenden, doordat ze de kans op kortsluiting of brand aanzienlijk vergroten, hetgeen ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof heeft gelet op de straffen die voor het telen van hoeveelheden van 100 tot 500 hennepplanten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin worden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf van 120 uren genoemd. Deze oriëntatiepunten zien alleen op de teelt van hennep, niet tevens op de diefstal in vereniging van elektriciteit ten behoeve daarvan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juli 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten en ook sinds onderhavig feit niet meer voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking geweest. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke (gevangenis)straf niet passend is.
Het hof ziet geen aanleiding gevolgen te verbinden aan het tijdsverloop bij de behandeling van de zaak, nu het hof constateert, dat sinds het bewezenverklaarde en het instellen van het hoger beroep op 22 oktober 2020, geen sprake is van een schending van de redelijke termijn (als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)), zoals betoogd door de raadsman.
Alles overziende zal het hof de verdachte veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 7 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2018298635, gesloten en getekend op 26 november 2018 door [verbalisant1] .