ECLI:NL:GHARL:2021:8577

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
200.288.872/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot wijziging van curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoekster] tot wijziging van haar curator. [verzoekster] was onder curatele gesteld bij beschikking van de rechtbank op 5 april 2012. De curator was gewijzigd bij beschikking van 25 juni 2019. Op 28 augustus 2020 heeft [verzoekster] een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om een andere curator te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen in een brief van 15 oktober 2020, die niet de vereiste vorm van een rechterlijke beschikking had. [verzoekster] is tegen deze afwijzing in hoger beroep gekomen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 augustus 2021 zijn [verzoekster], haar advocaat, de curator, de dochter en de zoon verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechtbank niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor een rechterlijke uitspraak, omdat de brief niet als een beschikking was ondertekend door de kantonrechter en niet expliciet als zodanig was aangeduid. Hierdoor kon [verzoekster] niet in haar hoger beroep worden ontvangen.

Het hof heeft geconcludeerd dat er nog geen rechterlijke beschikking was gewezen op het verzoek van [verzoekster] en heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere afhandeling. De uitspraak van het hof houdt in dat [verzoekster] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep en dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.872/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8738030)
beschikking van 7 september 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. P. de Haan te Almere,
en
[verweerster]
handelend onder de naam
Bewindvoering [naam1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de dochter],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de dochter, en
[de zoon],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de zoon.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de brief met daarin een beslissing namens de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 15 oktober 2020, met voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 13 januari 2021;
- een journaalbericht namens [verzoekster] van 9 februari 2021 met bijlage(n);
- een brief van de curator van 15 maart 2021 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 augustus 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat, de curator, de dochter en de zoon.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is bij beschikking van de rechtbank van 5 april 2012 onder curatele gesteld. Bij beschikking van 25 juni 2019 is de curator gewijzigd en is voornoemde curator benoemd. Bij beschikking van 17 oktober 2019 is het verzoek van betrokkene om ontslag van de curator en benoeming van een opvolgend curator afgewezen.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 28 augustus 2020, heeft [verzoekster] verzocht om een andere curator te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In voornoemde brief van 15 oktober 2020 is het verzoek tot wijziging van de curator afgewezen.
4.2
[verzoekster] is daartegen in hoger beroep gekomen. De aangevoerde grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoekster] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de curatele op te heffen, dan wel de huidige curator te ontslaan en een andere curator te benoemen.
4.3
De curator voert verweer en verzoekt de curatele niet op te heffen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof dient allereerst (ambtshalve) te beoordelen of [verzoekster] in haar hoger beroep kan worden ontvangen. Daarvoor is het volgende van belang.
5.2
Ingevolge artikel 287, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 230, derde lid, Rv dient een beschikking door de rechter, of bij een meervoudige kamer, door de voorzitter en de griffier te worden ondertekend, dan wel ondertekend te worden door de rechter die de beschikking uitspreekt.
5.3
De beslissing van de rechtbank waarbij het verzoek van [verzoekster] is afgewezen, heeft de vorm van een brief van een medewerker van het Bewindsbureau van de rechtbank gericht aan [verzoekster] (‘Geachte mevrouw [verzoekster] ’). De brief is op briefpapier van de Rechtspraak. Alhoewel de brief spreekt over een beslissing, staat er geen ‘beschikking’ boven en wordt in het onderwerp of elders in de brief de term ‘beschikking’ evenmin genoemd. In de brief staat dat het “verzoek tot wijziging van curator wordt afgewezen”. Vermeld wordt dat tegen de beslissing hoger beroep mogelijk is. De brief is ondertekend door een met naam genoemde medewerker van het bewindsbureau van de rechtbank, waarbij boven de handtekening van de medewerker vermeld staat ‘Namens mr. C.J. Hofman, kantonrechter’.
De ondertekening door een kantonrechter ontbreekt evenwel, anders dan voornoemde wetsbepalingen voor een beschikking voorschrijven. De brief vermeldt ook niet (expliciet) dat de beslissing door de kantonrechter is genomen/gewezen. Zelfs is uit de brief niet kenbaar of de kantonrechter wel kennis heeft genomen van het inleidende verzoek van [verzoekster] . Ter zitting van het hof is duidelijk geworden dat [verzoekster] niet naar aanleiding van haar verzoek door de kantonrechter is gehoord.
Gelet op dit alles is het hof van oordeel dat de beslissing in de brief zich niet naar uiterlijke vorm voordoet als een rechterlijke uitspraak en (in het bijzonder) niet is komen vast te staan dat de beslissing is genomen door een met rechtspraak belaste persoon. Dat de brief ondertekend is ‘namens de kantonrechter’ en dat de rechtsmiddelenclausule in de brief is opgenomen, maakt dat niet anders.
Het voorgaande brengt mee dat niet is voldaan aan de minimumvereisten om te kunnen spreken van een rechterlijke uitspraak.
5.4
Nu er aldus door de kantonrechter nog geen rechterlijke beschikking is gewezen op het inleidende verzoek van [verzoekster] , is hoger beroep daartegen niet mogelijk en kan [verzoekster] niet worden ontvangen in haar hoger beroep. Een beslissing van een medewerker van het Bewindsbureau is niet vatbaar voor hoger beroep en leidt dan ook niet tot een andere conclusie.
5.5
Het hof zal [verzoekster] daarom niet-ontvankelijk verklaren, zoals ter zitting van het hof reeds is besproken en aangekondigd. Het hof komt gelet op dit oordeel aan een bespreking van de grieven van [verzoekster] niet meer toe.
5.6
Het voorgaande brengt mee dat op het verzoek van [verzoekster] aan de rechtbank nog niet op de voorgeschreven wijze is beslist. Het hof ziet daarin aanleiding de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank ter verdere afhandeling.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
verwijst de zaak naar de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad , voor verdere afhandeling van het inleidend verzoek van [verzoekster] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.M. Dölle en M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 7 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.