ECLI:NL:GHARL:2021:8496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
21-002040-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal in vereniging, meermalen gepleegd met veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1991, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor winkeldiefstal in vereniging, gepleegd op 27 december 2018. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 60 uren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander verschillende goederen heeft weggenomen uit drie winkels, waarbij gebruik werd gemaakt van een magneet om beveiligingslabels te verwijderen. De bewezenverklaring van de diefstal door twee of meer verenigde personen is gebaseerd op wettige bewijsmiddelen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen omstandigheden zijn die haar strafbaarheid uitsluiten.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezenverklaarde, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van hoger beroep. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De tijd in voorarrest wordt in mindering gebracht op de taakstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. A. Meester als voorzitter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002040-19
Uitspraak d.d.: 1 september 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 2 april 2019 met parketnummer 16-266498-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. W.B.O. van Soest, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte bij voornoemd vonnis veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 27 december 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- twee Unicorn slaapmaskers, twee Unicorn gummen, 2 gootsteenzeefjes en/of een tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] , gelegen aan de [adres1] te [plaats]
- een broek en/of vijf pyjama's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam2] , gelegen aan de [adres2] te [plaats]
- een boek, een speelgoedpaard en/of twee parfums, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam3] , gelegen aan de [adres3] te [plaats]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 27 december 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
- twee Unicorn slaapmaskers, twee Unicorn gummen, 2 gootsteenzeefjes en een tas, toebehorende aan [naam1] , gelegen aan de [adres1] te [plaats] ,
- een broek en vijf pyjama's, toebehorende aan [naam2] , gelegen aan de [adres2] te [plaats] ,
- een boek, een speelgoedpaard en twee parfums, toebehorende aan [naam3] , gelegen aan de [adres3] te [plaats] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 27 december 2018 te [plaats] samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in drie verschillende winkels, te weten [naam1] , [naam2] en [naam3] . Verdachte en haar medeverdachte hadden een magneet bij zich waarmee beveiligingslabels van de kleding konden worden verwijderd. Verdachte heeft hiermee laten zien doelbewust te werk te zijn gegaan, geen respect te hebben gehad voor de eigendommen van een ander en slechts uit te zijn geweest op haar eigen financieel gewin. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien niet alleen financiële schade, maar ook overlast en ergernis bij de gedupeerde winkels. Het hof rekent dit verdachte aan.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juli 2021 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen verdachte en haar raadsman met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter zitting hebben aangevoerd.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in de fase van hoger beroep met circa vier maanden is overschreden. Het hof zal, anders dan de advocaat-generaal deed, volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM, omdat de hoogte van de hierna te vermelden op te leggen straf zich niet voor matiging leent.
Het hof acht, alles overwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Daarnaast zal het hof aan verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest opleggen. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd, mede gelet op de ernst van het feit, geen aanleiding om te volstaan met een lichtere straf(modaliteit) dan wel de proeftijd te verkorten tot een jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A. Meester, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 1 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.