ECLI:NL:GHARL:2021:8493

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
200.281.175/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsingskader bij vaststellen vaderschap volgens artikel 1:207 BW

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap van de man, verzoeker in deze procedure. De man had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Overijssel, dat op 26 mei 2020 was afgewezen. Het hof heeft in zijn eerdere beschikking van 4 maart 2021 de erkenning van de man door [naam1] vernietigd en de moeder, [zoon1] en [zoon2] de gelegenheid gegeven om te reageren op de verzoeken van de man. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2021 zijn alle betrokken partijen verschenen, waaronder de man en zijn advocaat, alsook de zonen van de erflater en de moeder via een beeldbelverbinding.

Het hof heeft vastgesteld dat [erflater], geboren in [plaats1] in 1944 en overleden in [plaats2] in 2019, de biologische vader van de man is. De juridische vaststelling van het vaderschap is gedaan op basis van artikel 1:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat het ouderschap kan worden vastgesteld op verzoek van de moeder of het kind. Het hof heeft geoordeeld dat er geen juridische bezwaren zijn tegen de vaststelling van het vaderschap, ondanks de emotionele bezwaren van [zoon1] en [zoon2].

De man heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam van zijn vader, [achternaam erflater], zal aannemen. Het hof heeft de verzoeken van de man toegewezen en vastgesteld dat [erflater] de juridische vader is van de man, en dat de man de geslachtsnaam van zijn vader zal dragen. Het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen, en de beschikking is uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.281.175/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 242244)
beschikking van 31 augustus 2021
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn te Dronten.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.a. [zoon1] ,

wonende te [woonplaats2] ,
pro se en in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
verder te noemen: [zoon1] ,
1. b. [zoon2] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [zoon2] ,
beiden zonen van [erflater] ,
advocaat: mr. D.W.J. Leijs te Hilversum,

2.[de moeder] ,

wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 4 maart 2021 verwijst het hof naar zijn beschikking van die datum.
In die beschikking heeft het hof:
- de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 26 mei 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigd, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
- de erkenning door [naam1] op 18 maart 1988 van [verzoeker] vernietigd;
- bepaald dat de moeder alsmede [zoon2] en [zoon1] de gelegenheid krijgen om binnen zes weken na verzending van de beschikking een verweerschrift in te dienen met betrekking tot de resterende verzoeken van de man tot vaststelling van het vaderschap en de daarmee samenhangende wijziging van de geslachtsnaam;
- de man en de in de vorige zin genoemde belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de beschikking aan te geven of zij instemmen met schriftelijke afhandeling van de overblijvende verzoeken en zo ja, of zij nog een nadere schriftelijke ronde wensen;
- iedere verdere beslissing aangehouden.
De beschikking is in kracht van gewijsde gegaan.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het verweerschrift van [zoon1] en [zoon2] met productie(s);
- een journaalbericht van mr. De Munnik-Hoogendoorn van 26 april 2021 met productie(s);
- een brief van de moeder van 22 mei 2021.
1.3
Op 22 juli 2021 is de mondelinge behandeling voortgezet.
Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- [zoon1] en [zoon2] , bijgestaan door hun advocaat, vergezeld door mr. G. Eerenberg, juridisch adviseur van het kantoor van de advocaat;
- de moeder, door middel van een beeldbelverbinding.
Ter zitting heeft mr. Leijs mede het woord gevoerd aan de hand van een door hem overlegde pleitnota.

2.Omvang van het geschil

2.1
In deze zaak ligt aan het hof nog voor het verzoek van de man om:
- vast te stellen dat [erflater] , geboren in [plaats1] [in] 1944 en
overleden in [plaats2] [in] 2019, de juridische vader is van de man;
- vast te stellen dat de man heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam van zijn biologische vader, [achternaam erflater] , zal hebben;
- dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.2
In hun verweerschrift hebben [zoon1] en [zoon2] (zo is ter zitting bij het hof gebleken) het hof verzocht het verzoek van de man dat ziet op de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap af te wijzen. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat er geen juridische noodzaak bestaat om het vaderschap vast te stellen, dat [erflater] (verder te noemen: [erflater] ) het juridisch vaderschap niet wenste en dat tussen [erflater] en de man geen family life bestond en – door het overlijden van [erflater] – niet meer kan worden opgebouwd. [zoon1] en [zoon2] hebben verzocht het verzoek van de man dat ziet op de geslachtsnaam eveneens af te wijzen. Zij voeren hiertoe onder meer aan dat [erflater] de nadrukkelijke wens had dat de man zijn naam nooit zou dragen, dat het wijzigen van de geslachtsnaam van de man een forse inbreuk op de rechtszekerheid en het maatschappelijk rechtsverkeer betekent en dat het door de man aannemen van de achternaam van zijn moeder een mogelijkheid is die minder ingrijpend is voor [zoon1] en [zoon2] .

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het hof stelt eerst vast dat uit artikel 1:206 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat, nu de beschikking houdende de vernietiging van de erkenning door [naam1] in kracht van gewijsde is gegaan, de erkenning geacht wordt nimmer gevolg te hebben gehad. Dit betekent, in de kern genomen, dat de man geacht wordt vanaf de geboorte en tot op heden alleen in een familierechtelijke betrekking tot zijn moeder te hebben gestaan. Dit betekent ook, ingevolge artikel 1:5 lid 1 BW, dat de man thans de geslachtsnaam van zijn moeder, [achternaam moeder] , heeft (gekregen). De man gebruikt tot op heden nog de geslachtsnaam ‘ [achternaam verzoeker] ’.
De vaststelling van het vaderschap
3.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:207 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechter worden vastgesteld op verzoek van:
a. de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
b. het kind.
Het ouderschap moet gerechtelijk worden vastgesteld als aan de wettelijke vereisten is voldaan; voor een rechterlijke belangenafweging is geen ruimte.
3.3
Niet in geschil is dat [erflater] de biologische vader is van de man en dat hij als de verwekker aangemerkt dient te worden. Nu overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet zijn gesteld of gebleken, staat naar het oordeel van het hof niets in de weg aan toewijzing van het verzoek van de man.
3.4
Het hof merkt op dat deze zaak veel emoties teweegbrengt bij alle betrokkenen. Het hof dient in deze procedure echter een beslissing te nemen op grond van juridische en niet op grond van emotionele argumenten. [zoon1] en [zoon2] hebben in hun verweerschrift en ter zitting veel bezwaren geuit tegen de verzoeken van de man, maar deze bezwaren zijn juridisch niet relevant en kunnen dan ook niet leiden tot een ander oordeel van het hof.
Het hof zal dan ook gerechtelijk vaststellen dat [erflater] , geboren in [plaats1] [in] 1944 en overleden in [plaats2] [in] 2019, de juridische vader is van de man.
De keuze voor de geslachtsnaam
3.5
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap doet een familierechtelijke betrekking tussen de man en [erflater] ontstaan. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW heeft de man op de zitting bij het hof verklaard dat hij kiest voor de geslachtsnaam van zijn vader. Het hof zal dan ook vaststellen dat de man heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam ‘ [achternaam erflater] ’ zal hebben.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
stelt vast dat [erflater] , geboren in [plaats1] [in] 1944 en overleden in [plaats2] [in] 2019, de juridische vader is van [verzoeker] , geboren [in] 1978;
stelt vast dat [verzoeker] , heeft verklaard dat hij de geslachtsnaam van zijn vader, [achternaam erflater] , zal hebben;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.M. Dölle en E.F. Groot, bijgestaan door mr. T. van der Veen als griffier, en is op 31 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.