ECLI:NL:GHARL:2021:8490

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
21-006617-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, vernieling, bedreiging en opzetheling met bijzondere voorwaarden en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, vernieling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en opzetheling. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van 133 dagen opgelegd, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen stompen van het slachtoffer in het gezicht, het bedreigen van het slachtoffer met de dood en het vernielen van goederen van het slachtoffer. Tevens heeft hij een gestolen fiets verworven. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot € 1.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die momenteel onder begeleiding staat van het Leger des Heils.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006617-19
Uitspraak d.d.: 31 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, van 20 december 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-185537-19 en 18-186179-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-930242-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 en het in de zaak met parketnummer 18-186179-19 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 5 december 2017, parketnummer 18-930242-17, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden gedeeltelijk wordt tenuitvoergelegd, in die zin dat 1 maand gevangenisstraf wordt tenuitvoergelegd en dat deze gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 december 2019 ter zake van mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling en opzetheling, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij eerdere uitspraak opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden bevolen, in die zin dat de rechtbank de tenuitvoerlegging van 1 maand gevangenisstraf heeft bevolen en de proeftijd ten aanzien van het overige deel heeft verlengd met 1 jaar. Tot slot heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering strekkende tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-185537-19:
1.
hij op of omstreeks 31 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte die [benadeelde partij] berichten gestuurd met de woorden 'ik maak je dood' en/of dreigend de woorden toegevoegd 'ik maak je dood', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2019 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk het laminaat, een tv-meubel, een bijzettafel, een muur, rolgordijnen, stukken stof die op de trap gelijmd waren, lamellen en/of een bankstel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Zaak met parketnummer 18-186179-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te [plaats] , een goed te weten een fiets (Stella Vicenza) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-186179-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-185537-19:
1.
hij op 31 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] meermalen tegen het hoofd te stompen;
2.
hij op 31 juli 2019 te [plaats] [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte die [benadeelde partij] berichten gestuurd met de woorden 'ik maak je dood';
3.
hij op 31 juli 2019 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk het laminaat, een tv-meubel, een bijzettafel, een muur, rolgordijn, stukken stof die op de trap gelijmd waren, lamellen en een bankstel, dat geheel aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield.
Zaak met parketnummer 18-186179-19 (gevoegd):
1.
hij op 3 augustus 2019 te [plaats] , een goed te weten een fiets (Stella Vicenza) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 18-186179-19 bewezenverklaarde levert op:

opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Op 31 juli 2019 heeft de verdachte op klaarlichte dag op het terras van een eetgelegenheid, ten overstaan van omstanders en kinderen, onder wie het vijfjarige kind van aangeefster, aangeefster meerdere keren in het gezicht gestompt. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van aangeefster en haar pijn en letsel bezorgd. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid, die bij slachtoffers in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen door dergelijke feiten worden gewekt. Het hof neemt de verdachte dit gedrag kwalijk.
Op dezelfde dag heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door bedreigende berichten naar aangeefster te sturen. De omstandigheden waaronder de onderhavige bedreiging is geuit, heeft bij aangeefster serieuze gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Verdachte is ook de woning van aangeefster binnengegaan en heeft aldaar een ravage aangericht. De zich in het dossier bevindende foto’s van het interieur van de woning spreken voor zich. Naast het kapotsnijden van het bankstel en het kapotmaken van het tv-meubel en de bijzettafel van aangeefster, heeft de verdachte met een hamer gaten geslagen in de muur, laminaat kapotgetrokken, stukken stof van de trap getrokken en lamellen van de muur getrokken. Het valt de verdachte aan te rekenen dat hij aangeefster daarmee forse schade heeft berokkend en vervolgens is vertrokken zonder enige verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de door hem aangerichte puinhoop.
Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. De verdachte heeft een elektrische fiets gekocht voor een, gezien de staat van de fiets, veel te laag bedrag. De verdachte heeft met deze koop meegewerkt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof heeft voorts gelet op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d.
12 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte bij onherroepelijke uitspraken eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Doordat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en hij deze taakstraf heeft verricht, vindt artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht toepassing.
Tevens is rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 6 april 2020, waarin onder andere is geadviseerd om bij een (deels) voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante begeleiding op te leggen.
Het een en ander in aanmerking genomen acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het hof zal echter rekening houden met hetgeen door de raadsman omtrent de huidige situatie van de verdachte naar voren is gebracht en hetgeen overigens omtrent de persoon van de verdachte is gebleken. De verdachte woont op dit moment zelfstandig en krijgt in een vrijwillig kader ambulante begeleiding van het Leger des Heils. Het hof wil deze positieve wending niet doorkruisen.
Het hof is dan ook van oordeel dat, gezien de hiervoor genoemde verbetering in de persoonlijke omstandigheden, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf beter op zijn plaats is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan. Het hof zal aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf na te melden bijzondere voorwaarden verbinden. Daarnaast acht het hof een taakstraf geboden. Het hof komt tot de oplegging van een gevangenisstraf met een voorwaardelijk gedeelte van langere duur dan door de advocaat-generaal gevorderd en tot de oplegging van een hogere taakstraf dan door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof vindt dit passend en geboden, met name vanwege de ernst van de door verdachte gepleegde mishandeling en vernieling.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.689,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Het standpunt van de verdediging is eveneens dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in haar vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft geen aankoopbonnen overlegd van de vernielde goederen. Daarom zal het hof gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid om de materiële schade naar redelijkheid vast te stellen. Het hof zal onder de gegeven omstandigheden het schadebedrag schatten en vaststellen op
€ 1.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Als aanvangsdatum voor de wettelijke rente zal het hof het moment nemen waarop de schade is ingetreden.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 december 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, parketnummer 18-930242-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet geen aanleiding om slechts de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285, 300, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-186179-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 18-186179-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
133 (honderddrieëndertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
130 (honderddertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te
melden bij Reclassering Leger des Heilste Groningen, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit
ambulante begeleidingvan het Leger des Heils of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-185537-19 onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 juli 2019.

Vordering tenuitvoerlegging

Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 december 2017 met parketnummer 18-930242-17, te weten een gevangenisstraf van 2 maanden, een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. W. Geelhoed, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 31 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.