Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Onderwerp
2.Belangrijke informatie
3.De beslissing van de kinderrechter
.
4.Het hoger beroep
5.De rechtszaak bij het hof
2 februari 2021.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder, die het gezag over het kind heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter die de uithuisplaatsing heeft verlengd. De minderjarige is op 22 januari 2021 onder toezicht gesteld en in een crisispleeggezin geplaatst. De kinderrechter heeft op 19 april 2021 besloten dat de minderjarige in het pleeggezin moet blijven wonen tot 22 oktober 2021. De moeder is van mening dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en heeft het hof verzocht om de beslissing van de kinderrechter te herzien.
Tijdens de zitting heeft de gezinsvoogd verklaard dat de situatie van de minderjarige en de moeder verbeterd is, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedingsvaardigheden van de moeder. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de GI afgewogen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige is. De moeder heeft stappen gezet in haar ontwikkeling, maar het hof is van oordeel dat er nog te veel onzekerheden zijn om een terugplaatsing op dit moment verantwoord te achten. De beslissing van de kinderrechter is daarom bekrachtigd.
Het hof benadrukt het belang van stabiliteit en veiligheid voor de minderjarige en de noodzaak om de positieve ontwikkelingen van de moeder te blijven volgen. De omgang tussen de moeder en de minderjarige zal worden uitgebreid, maar een terugplaatsing is pas aan de orde als er voldoende duidelijkheid is over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de hechting tussen moeder en kind.