Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, geboren in 2015 en 2017. De moeder, die in hoger beroep ging, was het niet eens met de ondertoezichtstelling die door de kinderrechter was uitgesproken. De moeder stelde dat zij in staat was om voor de kinderen te zorgen met behulp van vrijwillige hulpverlening en dat er geen gronden meer waren voor een ondertoezichtstelling. De vader, die gedetineerd was, had geen direct contact met de kinderen en zijn advocaat benadrukte het vertrouwen in de opvoeding door de moeder.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2021 werd duidelijk dat de moeder en haar partner goed samenwerkten met de jeugdzorg en dat er adequate hulpverlening voor de kinderen was georganiseerd. De jeugdzorgwerker gaf aan dat de ondertoezichtstelling als een verzwaring werd ervaren en dat de moeder goed in staat was om de signalen van de kinderen op te vangen en te handelen naar hun behoeften. De raad voor de kinderbescherming trok uiteindelijk het verzoek tot ondertoezichtstelling in, wat leidde tot de conclusie dat de ondertoezichtstelling kon worden opgeheven.
Het hof oordeelde dat de situatie van de kinderen voldoende was verbeterd en dat de moeder, met de hulp van professionele ondersteuning, in staat was om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De ondertoezichtstelling werd opgeheven, en het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de kinderrechter voor zover deze betrekking had op de periode tot de uitspraak.