Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.mr. F.A.M. Nowee in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement vanMC IJsselmeerziekenhuizen B.V.,
mr. A. van der Scheein haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
MC IJsselmeerziekenhuizen B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
(1) is gestart én afgerond in de vrijgevestigde periode (hierna: de vrijgevestigde periode),
(2) is gestart tijdens de vrijgevestigde periode en is voortgezet in de loondienstperiode (hierna: de overgangsperiode) en
(3) is gestart tijdens de loondienstperiode (hierna: de loondienstperiode).
Over die laatste twee periodes heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] op dat moment geen hulpverlener was in de zin van de wet, voor hem daarom geen bewaarplicht geldt en dus ook geen recht bestaat op kopieën van die patiëntendossiers. Ten aanzien van de eerste periode heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] wél hulpverlener was in de zin van de wet, dat daarom op hem een bewaarplicht rust en dat hij daarom, in beginsel, recht heeft op kopieën van die patiëntendossiers. Volgens de rechtbank is in dit geval sprake van bijzondere omstandigheden (een faillissementssituatie), op grond waarvan zij een uitzondering op voornoemd recht heeft aangenomen. Het hof is het eens met het oordeel van de rechtbank en zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Hieronder zal het hof uitleggen waarom.
iedere hulpverlener dient te beschikken over de dossiers van patiënten voor zover deze door hem als hulpverlener zijn behandeld, hetgeen meebrengt dat hij in zoverre (in beginsel) recht heeft op in ieder geval een kopie van die dossiers”.
alledossiers van patiënten uit de vrijgevestigde periode – zonder dat die patiënten, om welke reden dan ook, hebben gevraagd naar hun dossier – aan hem te verstrekken. [appellant] heeft ter onderbouwing van zijn belang bij de vordering het volgende aangevoerd. [appellant] moet een patiënt die hij in het verleden heeft behandeld en die nu acute klachten heeft, direct hulp kunnen bieden. Volgens hem gaat reumazorg gepaard met het verstrekken van medicijnen, is de snelheid van het verstrekken ervan van groot belang en mag de patiënt geen enkel risico lopen (zie onder 8.9 bij memorie van grieven). Bovendien is het volgens [appellant] niet ingewikkeld om de betreffende patiëntendossiers aan hem in kopie te verstrekken. Volgens hem waren er maar twee reumatologen werkzaam in de IJsselmeerziekenhuizen, dus de zoektocht naar welke patiënten door hem zijn behandeld, kan volgens hem niet moeilijk zijn (zie onder 4 van spreekaantekeningen in eerste aanleg).
alledossiers van patiënten die de betreffende hulpverlener heeft behandeld. Zeker omdat volgens de curatoren voor het overgrote deel van de medische specialisten geldt dat zij, net als [appellant] , aanvankelijk als vrijgevestigd arts en later in loondienst bij het ziekenhuis hebben gewerkt. Voor al die specialisten dient dus onderscheid te worden gemaakt in de vrijgevestigde periode en loondienstperiode en bovendien dient ieder dossier te worden geschoond voor wat betreft de informatie die andere hulpverleners aan het betreffende dossier hebben toegevoegd. Het voldoen aan dit soort verzoeken zou volgens de curatoren leiden tot onverantwoord hoge kosten ten laste van de failliete boedel.
allepatiëntendossiers (ook zonder dat de betreffende patiënten, om welke reden dan ook, om hun dossiers hebben gevraagd) aan [appellant] (laten) verstrekken. Het hof vindt voldoende toegelicht dat de zoektocht naar de in aanmerking komende dossiers langdurig en kostbaar kan zijn. Dit legt, afgezet tegenover het belang van [appellant] bij uitoefening van zijn bewaarplicht, een onevenredig zware last op de boedel. Daarom kan [appellant] in dit geval naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid komen. De wijze waarop de curatoren de bewaarplicht van het IJsselmeerziekenhuis hebben vormgegeven en faciliteren dat hulpverleners op eerste verzoek de beschikking krijgen over (kopie)patiëntendossiers is in dit geval voldoende. Er bestaat voor [appellant] op zichzelf geen belang bij het onder zich hebben of raadplegen van de dossiers van patiënten waarvan de behandeling al is geëindigd. De bewaarplicht is geschreven ter bescherming van de positie van de patiënt (in verband met zijn belang van goede hulpverlening, overdracht van de behandeling aan andere hulpverleners en in verband met toekomstige behandelingen, en voor de beoordeling van de behandeling van aansprakelijkstellingen en tuchtprocedures) en die bescherming is toereikend gewaarborgd in de constructie zoals door de curatoren vormgegeven.