ECLI:NL:GHARL:2021:8317

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
200.291.897
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkoop van landgoed door executeur in nalatenschap met geschil over afspraken met erfgenamen

In deze zaak gaat het om een verzoek van [verzoeker], die als executeur is benoemd in de nalatenschap van [de erflaatster], om het landgoed te verkopen. De erflaatster is in 2018 overleden en heeft in haar testament [verzoeker] aangewezen als executeur. De erfgenamen, waaronder [verweerster] en andere belanghebbenden, hebben geschillen over de verkoop van het landgoed en de afspraken die hierover zijn gemaakt. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de verzoeken van [verweerster] toegewezen, wat leidde tot het hoger beroep van [verzoeker].

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de afspraken tussen [verzoeker] en de erfgenamen met betrekking tot de verkoop van het landgoed. [verzoeker] had eerder een makelaar ingeschakeld, maar de erfgenamen waren van mening dat hij ook makelaar [naam1] had moeten inschakelen. Het hof oordeelde dat [verzoeker] gebonden was aan de afspraken die op 2 november 2019 waren gemaakt, waarin was afgesproken dat hij makelaar [naam1] zou inschakelen als de verkoop via zelfverkopen.nl niet snel zou verlopen.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en [verzoeker] veroordeeld in de kosten van de procedure. De beslissing van het hof benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen erfgenamen en de executeur, en de noodzaak om deze afspraken na te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.291.897
(zaaknummer rechtbank Gelderland 8710330)
beschikking van 31 augustus 2021
inzake
[verzoeker],
in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van
[de erflaatster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. S.W. Autar-Matawlie te Den Haag,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. R.H.P. van de Venne te Zutphen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [belanghebbende1] ,
en
[belanghebbende2],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: [belanghebbende2] ,
en
[belanghebbende3],
wonende te [woonplaats5] ,
verder te noemen: [belanghebbende3] ,
en
[belanghebbende4],
wonende te [woonplaats6] ,
verder te noemen: [belanghebbende4] ,
en
[belanghebbende5],
wonende te [woonplaats5] ,
verder te noemen: [belanghebbende5] ,
en
[belanghebbende6],
wonende te [woonplaats7] ,
verder te noemen: [belanghebbende6] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 18 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 maart 2021;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 juli 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat,
- [verweerster] , bijgestaan door haar advocaat,
- [belanghebbende1] ,
- [belanghebbende2] ,
- [belanghebbende3] ,
- [belanghebbende4] , en
- [belanghebbende5] .
[belanghebbende6] was niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
[in] 2018 is overleden [de erflaatster] , geboren
[in] 1927 te [plaats1] , hierna: erflaatster. Zij woonde
laatstelijk te [plaats2] .
3.2
Erflaatster heeft in haar testament van 23 december 2008 [verzoeker] benoemd tot executeur en daarbij onder meer bepaald:
“2. In verband met de betaling van de schulden is de executeur bevoegd de door hem
beheerde goederen van mijn nalatenschap te gelde te maken. De executeur behoeft
over de keuze en de te gelde making niet in overleg te treden met de erfgenamen en—
hun toestemming is daarvoor ook niet vereist.”
[verzoeker] heeft deze benoeming aanvaard. Erfgenamen van erflaatster zijn haar kinderen: [verzoeker] , [verweerster] , [belanghebbende1] , [belanghebbende2] , [belanghebbende3] , [belanghebbende4] , [belanghebbende5] en [belanghebbende6] .
3.3
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort een landgoed (hierna: het landgoed). Erflaatster heeft aan ieder van haar kinderen een schuld wegens haar overbedeling in de nalatenschap van wijlen haar echtgenoot, de vader van de kinderen.
3.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter alle verzoeken van [verweerster] toegewezen en bepaald dat:
I. [verzoeker] binnen drie weken na de datum van deze beschikking tot verkoop van het landgoed overgaat;
II. [verzoeker] binnen drie weken na datum van deze beschikking [naam1] makelaardij opdracht geeft het landgoed in de verkoop te nemen;
III. [verzoeker] zijn medewerking verleent aan de uitvoering van de beslissingen zoals hiervoor genoemd, waaronder begrepen het sluiten van de overeenkomst van opdracht met de makelaardij, het verschaffen van toegang aan de makelaardij, de medewerkers daarvan en de door de makelaardij ingeschakelde derden (zoals bijvoorbeeld een fotograaf) en het op eerste afroep van de makelaar zonder voorbehoud verschaffen van toegang aan kijkers/gegadigden, aspirant-kopers;
IV. [verzoeker] alle schriftelijke stukken met betrekking tot het zogenaamde beleggingsfonds [naam2] binnen één week na datum van deze beschikking aan [verweerster] en/of haar advocaat ter beschikking stelt;
De rechtbank heeft verder de proceskosten gecompenseerd, het meer of anders verzochte afgewezen, en het zelfstandig tegenverzoek van [verzoeker] afgewezen. Dat zelfstandig verzoek behelst dat [verweerster] haar medewerking moet verlenen, daaronder te
verstaan het beschikbaar stellen van (een kopie van) haar identiteitsbewijs, aan de verkoop
van het landgoed middels de door executeur reeds ingeschakelde intermediair.

4.De procedure in hoger beroep

4.1
[verzoeker] is met negentien grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Hij heeft tevens zijn verzoek gewijzigd/vermeerderd ten opzichte van zijn zelfstandig verzoek in eerste aanleg. [verzoeker] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te bepalen dat:
I. [verweerster] binnen zeven dagen na het betekenen van deze beschikking haar medewerking zal moeten verlenen aan de door [verzoeker] ingeschakelde intermediair, daaronder te verstaan het beschikbaar stellen van (een kopie van) haar identiteitsbewijs, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 15.000,- dat [verweerster] daarmee in gebreke blijft, en
II. te bepalen dat [verweerster] wordt veroordeeld in de kosten van beide instanties, met de bepaling dat er wettelijke rente verschuldigd zal zijn over de proceskostenveroordeling vanaf de vijftiende dag na het geven van deze beschikking.
4.2
[verweerster] voert verweer en zij verzoekt het hof het verzochte af te wijzen, althans [verzoeker] in zijn verzoek niet ontvankelijk te verklaren, met bekrachtiging van de bestreden beschikking en veroordeling van [verzoeker] in de kosten van dit hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

ontvankelijkheid en de wisselbepaling van artikel 69 Rv
5.1
Ingevolge artikel 261 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit met een verzoekschrift ingeleid. De grondslag van de primaire verzoeken met betrekking tot het inschakelen van makelaar [naam1] is, zo heeft de advocaat van [verweerster] op de mondelinge behandeling bij dit hof bevestigd, nakoming van afspraken tussen [verzoeker] en [verweerster] (en de overige belanghebbenden). De grondslag van het primaire verzoek van [verweerster] tot het verstrekken van inlichtingen (het ter beschikking stellen van schriftelijke stukken van het beleggingsfonds [naam2] ) is artikel 4:148 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit de wet vloeit niet voort dat nakoming van afspraken en verzoeken om inlichtingen met een verzoekschrift worden ingeleid, zodat de primaire verzoeken van [verweerster] in eerste aanleg met een dagvaarding hadden moeten worden ingeleid. Anders dan de advocaat van [verweerster] betoogt, is hier geen sprake van een verzoek aan de kantonrechter op voet van artikel 4:147 lid 2 BW. Erflaatster heeft in haar testament deze bepaling juist uitgeschakeld door uitdrukkelijk te beschikken dat de executeur over de keuze en de te gelde making van goederen van de nalatenschap niet in overleg hoeft te treden met de erfgenamen en hun toestemming daarvoor ook niet is vereist.
5.2
Dit betekent echter niet dat [verweerster] alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoeken. Ingevolge artikel 69 Rv beveelt de rechter indien een procedure met een verzoekschrift is ingeleid in plaats van met een dagvaarding, dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. In de onderhavige procedure is het processuele debat van partijen afgerond en kan een eindbeslissing worden gegeven. Toepassing van artikel 69 Rv zou in dit geval meebrengen dat het hof beveelt dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, waarna een eindarrest zou worden gewezen. Naar het oordeel van het hof bestaat nu geen belang meer bij het wijzen van een eindarrest in plaats van het geven van een eindbeschikking, zodat toepassing van de wisselbepaling enkel tot vertraging zou leiden. Geen van de partijen is daardoor in enig (proces)belang geschaad. Het hof zal daarom bij deze beschikking een eindbeslissing geven. Aan een beoordeling van grief VII (de kantonrechter zou artikel 4:147 lid 2 BW hebben geschonden) komt het hof niet toe.
5.3
Het hof zal eerst de grieven I en XVIII en de wijziging/vermeerdering van het zelfstandig verzoek in eerste aanleg bespreken.
5.4
[verzoeker] merkt in grief I terecht op dat in de bestreden beschikking ten onrechte staat vermeld dat hij niet alleen in zijn hoedanigheid van executeur is betrokken in deze procedure, maar ook in privé. Hij is alleen in zijn hoedanigheid van executeur als belanghebbende in deze procedure aan te merken. Hoewel deze grief slaagt en deze fout in hoger beroep is hersteld, kan dit niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking.
5.5
Het hof is van oordeel dat [verzoeker] bij een beoordeling van grief XVIII (over het beleggingsfonds [naam2] ) geen belang meer heeft. Hetzelfde geldt voor een beoordeling van de wijziging/vermeerdering van het zelfstandig verzoek in eerste aanleg, voor zover hiervoor in 4.1 onder I. vermeld. [verzoeker] heeft een aantal van de verzochte schriftelijke stukken met betrekking tot het beleggingsfonds [naam2] inmiddels aan [verweerster] verstrekt. Voor zover nog niet alle stukken zijn verstrekt, heeft [verzoeker] zich op de mondelinge behandeling bij dit hof bereid verklaard dit alsnog te doen. [verweerster] heeft op haar beurt voldaan aan het verzoek van [verzoeker] tot het beschikbaar stellen van een kopie van een identiteitsbewijs aan hem. Daarmee blijft nog ter beoordeling over de verkoop van het landgoed waar erflaatster woonde: de grieven II tot en met VI en VIII tot en met XVII en grief XIX.
verkoop landgoed
5.6
[verweerster] stelt dat zij en de andere kinderen met [verzoeker] overeenstemming hebben bereikt over inschakeling van makelaardij [naam1] voor de verkoop van het landgoed. [verzoeker] betwist dat.
5.7
Als onbetwist staat vast dat [verzoeker] in september 2019 opdracht tot verkoop van het landgoed heeft gegeven aan de intermediair zelfverkopen.nl. Partijen zijn het erover eens dat zij tijdens een bijeenkomst op 2 november 2019 overeenstemming hebben bereikt over de stille verkoop van het landgoed via zelfverkopen.nl. Volgens [verweerster] is tijdens die bijeenkomst ook afgesproken dat als het landgoed via die weg niet snel verkocht zou worden, [verzoeker] zo snel mogelijk makelaar [naam1] zal inschakelen.
5.8
In een brief van 14 juli 2020 van [verweerster] (en een paar andere familieleden) aan [verzoeker] staat het volgende.
Dag [verzoeker] ,
Naar aanleiding van je brief van 28 juni 2020 het volgende.
Niet [verweerster] alleen maar wij allemaal hebben de criteria tijdens onze bijeenkomsten
besproken en waren unaniem over de keus voor makelaar [naam1] . Het is een
gerenommeerd bedrijf met werkterrein op de Veluwe, expertise met huizen in het duurdere
segment, landgoederen met NSW status en een portefeuille met potentiele gegadigden.
Tijdens onze bijeenkomst van 2 november 2019 werd duidelijk dat jij zonder overleg en
zonder onze instemming, zelfverkopen.nl had ingeschakeld. Je had dat gedaan omdat
[naam1] op het door jou gewenste moment geen tijd zou hebben gehad om een
fotoreportage te maken, vertelde je.
We zijn toen akkoord gegaan met jouw wens om het huis via zelfverkopen.nl in de stille
verkoop te zetten, onder voorwaarde dat als het huis via die weg niet snel verkocht werd, je zo snel mogelijk makelaar [naam1] in zou schakelen, zodat het uiterlijk aanvang maart 2020 bij hem in de verkoop zou staan.
Toen stille verkoop via zelfverkopen.nl niet mogelijk bleek, werd zoals afgesproken door jou
een afspraak met [naam1] gemaakt. Je nodigde er op haar en ons verzoek [verweerster] bij uit.
Het gesprek vond 17 februari 2020 plaats in het ouderlijk huis. In het voorjaar 2019 had je
[naam1] ook al over de vloer. Hij adviseerde toen de uitbouw voorzijde op de bovenste
verdieping op te knappen en was blij te zien en van je te horen dat dat sinds het najaar 2019
gerealiseerd was.
In overleg met jou heeft [verweerster] de inhoud van het gesprek met [naam1] dd 17/2/2020 met
ons kortgesloten. [verweerster] heeft je 23 februari 2020 ons akkoord met opdrachtverlening aan
[naam1] meegedeeld en je verzocht om dat de volgende dag in gang te zetten. Ze heeft toen ook haar en onze hulp aangeboden met het verkoopklaar maken van de woning ten behoeve van de fotoreportage en verkoop door [naam1] .
Vervolgens heb je ons per mail van 2 april 2020 gevraagd om een kopie legitimatie bewijs
tbv verkoopopdracht aan een NVM makelaar. Drie dagen later op 5 april 2020 had je ze
binnen met toestemming om te gebruiken voor de NVM makelaar [naam1] en voor de
boedelnotaris ivm op te stellen verklaring van erfrecht.
We geven geen toestemming om onze ID bewijzen voor intermediair zelfverkopen.nl te
gebruiken.
We verzoeken je om met spoed verkoopopdracht te verlenen aan [naam1] .
Graag horen we binnen 5 werkdagen, uiterlijk 22 juli 2020 van je.
Groeten,
[belanghebbende6] , [belanghebbende5] , [belanghebbende4] , [belanghebbende3] , [belanghebbende2] en [belanghebbende1]
5.9
[verzoeker] heeft op de hiervoor geciteerde brief van [verweerster] (en de andere erfgenamen) bij brief van 21 juli 2020, voor zover hier van belang, geantwoord:
(…)
Voorts heb ik aangegeven dat, als verkoop via de ingeschakelde intermediair niet tot
het gewenste resultaat zou leiden, het op een later moment in de arm nemen van
een andere, zoals de thans door jullie allen voorgestane, intermediair een optie zou
kunnen zijn.
(…)
Kortom, ook in zoverre zijn er dus niet of nauwelijks argumenten, laat staan
doorslaggevende, aan te voeren voor het direct in de arm nemen van de door jullie
voorgestane intermediair. Niet voor niets heb ik aangegeven het opportuun te achten
eerst met de ingeschakelde intermediair aan de slag te gaan.
(…)
Uit deze gang van zake leidt het hof af dat [verzoeker] onvoldoende betwist dat hij op
2 november 2019 met [verweerster] (en de andere erfgenamen) de afspraak heeft gemaakt dat hij makelaar [naam1] zo snel mogelijk zou inschakelen als het landgoed via de weg van zelfverkopen.nl. niet snel verkocht zou zijn. Nu voorts vaststaat dat het niet gelukt is het landgoed in de periode van september 2019 tot en met 17 augustus 2020 (de datum van indiening van het inleidende verzoek bij de kantonrechter) via zelfverkopen.nl te verkopen, is [verzoeker] gebonden aan de afspraak om makelaardij [naam1] in te schakelen voor de verkoop van het landgoed. Het hof is het dan ook, hoewel op andere gronden, eens met toewijzing van de verzoeken zoals verwoord in het dictum van de bestreden beschikking onder I. tot en met III. De grieven II tot en met VI en VIII tot en met XVII falen. De kantonrechter heeft [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij terecht in de proceskosten veroordeeld. Gelet daarop ziet het hof geen aanleiding om [verweerster] te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg, zoals [verzoeker] verzoekt. Daarmee faalt ook grief XIX.
5.1
Het hof passeert het bewijsaanbod van [verzoeker] omdat dit onvoldoende specifiek is geformuleerd.
5.11
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en [verzoeker] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van dit hoger beroep als hierna te vermelden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 18 december 2020;
veroordeelt [verzoeker] in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van erflaatster in de kosten van deze procedure tot aan deze beschikking aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 338,- voor griffierecht en € 2.148,- (tariefgroep II, twee punten) voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, Z.J. Oosting en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
31 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.