Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, en de vrouw, die oorspronkelijk de Chinese nationaliteit had, zijn in 2011 getrouwd. De man heeft op 31 december 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2020 de echtscheiding heeft uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft gelast. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met vier grieven die betrekking hebben op de verdeling van het restant depotbedrag en het betrekken van schulden bij de verdeling. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld met betrekking tot de proceskosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een bankrekening in China heeft en heeft de vrouw opgedragen om de man inzage te geven in haar bankgegevens. Het hof heeft de grieven van de man gedeeltelijk toegewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de beslissing over de schulden. De vrouw is verplicht om de helft van de door de man betaalde schulden aan bepaalde instanties te vergoeden. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld.