ECLI:NL:GHARL:2021:8237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
TBS P20/0431
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling van de noodzaak tot vrijlating

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1958. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Den Haag van 13 oktober 2020, waarbij de terbeschikkingstelling met twee jaar werd verlengd. De raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd dat deze verlenging een schending oplevert van artikel 3 van het EVRM, omdat dit zou neerkomen op levenslange vrijheidsberoving zonder perspectief op vrijlating. Het hof verwerpt dit standpunt en stelt dat de terbeschikkingstelling periodiek wordt herbeoordeeld, wat een belangrijk verschil is met levenslange gevangenisstraf. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw gehoord, evenals de advocaat-generaal, en heeft de relevante stukken in overweging genomen. Het hof concludeert dat er geen noodzaak is voor nader onderzoek door psychiater dr. E.M.M. Mol, en wijst ook het verzoek om een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging af. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, met aanvulling van gronden.

Uitspraak

TBS P20/0431
Beslissing d.d. 26 augustus 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
verblijvende in [de kliniek] (hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 13 oktober 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en afwijzing van het verzoek tot het benoemen van psychiater E.M.M. Mol voor het opstellen van een actuele rapportage omtrent de terbeschikkinggestelde.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de beslissing waarvan beroep;
 de akte van het instellen van beroep op 23 oktober 2020;
 de aanvullende informatie van de kliniek van 23 februari 2021;
 de wettelijke aantekeningen betreffende de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021;
 het proces-verbaal van de zitting van het hof van 15 februari 2021;
 het verlengingsadvies van de kliniek van 6 juli 2021;
 de aanvullende informatie van de kliniek van 21 juli 2021;
 het bericht van de raadsvrouw van 11 augustus 2021, met daarbij gevoegd een bericht van drs. E.M. Kapinga en een aantal berichten die de raadsvrouw heeft gezonden naar een officier van justitie, psychiater J.L.M. Dinjens en psycholoog R.J.A. van Helvoirt.
Het hof heeft ter zitting van 12 augustus 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.E.M. Later, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft het indexdelict niet begaan. Ook de moord waarvoor hij eerder is veroordeeld, heeft hij niet begaan. Doordat hij niet bereid is die misdrijven te bekennen, is sprake van een behandelimpasse. De terbeschikkinggestelde is inmiddels al bijna 27 jaren van zijn vrijheid beroofd. Dit zou genoeg moeten zijn. Indien het hof opnieuw zal beslissen tot verlenging van de terbeschikkingstelling, is feitelijk sprake van levenslange vrijheidsberoving zonder enig perspectief op vrijlating, en daarmee van een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De situatie van de terbeschikkinggestelde is vergelijkbaar met die waarop het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 26 april 2016 in de zaak Murray tegen Nederland (10511/10) betrekking heeft. Van een verbetering van de situatie is geen sprake als de terbeschikkinggestelde wordt overgeplaatst naar [instelling 1] of [instelling 2] , aangezien zijn zuster hem dan niet meer kan bezoeken.
Volgens de kliniek is sprake van stoornissen en recidivegevaar, maar het is onduidelijk waar die conclusies op zijn gebaseerd, aangezien in de kliniek geen behandelinhoudelijke of diagnostische gesprekken worden gevoerd. Bovendien zijn er gedragsdeskundigen die anders aankijken tegen de problematiek van de terbeschikkinggestelde, zoals psychiater E.M.M. Mol, die in 2016 over de terbeschikkinggestelde heeft gerapporteerd, en de opstellers van het rapport van het Pieter Baan Centrum van 3 november 2016. Een alternatief voor de huidige situatie is overplaatsing naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg op basis van de Wet forensisch zorg.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het hof zal beslissen tot beëindiging van de terbeschikkingstelling door de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat psychiater dr. E.M.M. Mol wordt benoemd als deskundige om nader onderzoek naar de terbeschikkinggestelde te verrichten. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof op basis van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging of een rechterlijke machtiging zal geven, dan wel zal beslissen tot een onderzoek naar de mogelijkheid daarvoor.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het advies van de kliniek is duidelijk en strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren. Doordat de terbeschikkinggestelde het indexdelict ontkent, heeft geen behandeling plaatsgevonden. In 2018 vond een zorgconferentie plaats. De uitkomst hiervan was dat er een alternatief is voor de huidige situatie, maar de terbeschikkinggestelde stond daar zelf niet achter. Beëindiging van de terbeschikkingstelling en voortzetting van de begeleiding en het toezicht op basis van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging is onwenselijk, gelet op het recidivegevaar dat nog steeds van de terbeschikkinggestelde uitgaat. Ook ontbreekt de noodzaak voor het verzochte nader onderzoek door deskundige Mol. Van een schending van artikel 3 van het EVRM is geen sprake. De terbeschikkingstelling is een maatregel die gericht is op terugkeer in de samenleving. Er zijn feitelijk ook mogelijkheden om stappen in die richting te zetten, maar dit vergt wel dat de terbeschikkinggestelde daaraan wil meewerken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd. Ter aanvulling van die gronden overweegt het hof het volgende.
Geen schending van artikel 3 EVRM
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, indien het hof zal beslissen tot verlenging van de terbeschikkingstelling, dit een schending oplevert van artikel 3 van het EVRM, aangezien daarmee feitelijk sprake is levenslange vrijheidsberoving zonder enig perspectief op vrijlating.
Het hof verwerpt dit verweer en onderbouwt dit als volgt.
Het hof stelt voorop dat het arrest van het EHRM inzake Murray/Nederland betrekking heeft op een levenslange gevangenisstraf, terwijl het in de onderhavige zaak gaat om de maatregel van terbeschikkingstelling. Voor een terbeschikkingstelling geldt dat de termijn daarvan telkens met maximaal twee jaren kan worden verlengd. Hierdoor wordt telkens na een periode van maximaal twee jaren door de rechter beoordeeld of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist. Er is dus een stelsel van periodieke herbeoordeling van de noodzaak tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Daarnaast wordt buiten de gerechtelijke verlengingsprocedures onderzocht of er een minder restrictief alternatief mogelijk is voor de setting waarin de terbeschikkinggestelde zich op dit moment bevindt. Zo is voor het laatst in 2018 een zorgconferentie gehouden, waarin is gesproken over de mogelijkheid om de terbeschikkinggestelde over te plaatsen naar [instelling 2] . Een directe plaatsing in [instelling 2] vanuit de kliniek werd toen als een onverantwoorde stap gezien, maar om de om de overgang naar [instelling 2] mogelijk te maken is toen als tussenstap een verblijf in [instelling 1] voorgesteld. Dit wilde de terbeschikkinggestelde echter zelf niet, omdat elke (tijdelijke) teruggang in bewegingsvrijheid voor hem onbespreekbaar was en het contact met zijn zuster vanwege de reisafstand bemoeilijkt zou worden.
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat geen sprake is van levenslange vrijheidsberoving zonder enig perspectief op vrijlating.
Nader onderzoek door dr. Mol
Het hof zal beslissen tot afwijzing van het verzoek tot het verrichten van nader onderzoek door psychiater dr. E.M.M. Mol. Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. De noodzakelijkheid van het verzochte onderzoek is niet gebleken.
Zorgmachtiging of rechterlijke machtiging
Ook zal het hof beslissen tot afwijzing van het verzoek dat strekt tot afgifte van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging, dan wel het verrichten van een onderzoek naar de mogelijkheid daarvoor. Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Naar het oordeel van het hof zijn er op dit moment onvoldoende aanknopingspunten voor afgifte van een zorgmachtiging of een rechterlijke machtiging, dan wel een onderzoek naar de mogelijkheid daarvoor.

Beslissing

Het hof:
Wijst af het verzoek tot het verrichten van nader onderzoek door psychiater dr. E.M.M. Mol.
Wijst af het verzoek tot afgifte van een zorgmachtiging of een rechterlijke machtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Wijst af het verzoek tot het verrichten van een onderzoek naar de mogelijkheden voor het afgeven van een zorgmachtiging of een rechterlijke machtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 13 oktober 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [naam terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. M.J. Vos, raadsheren,
drs. A. Vissers en dr. I. van Outheusden, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 26 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Keppels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.