ECLI:NL:GHARL:2021:8213

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
21-002657-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor betrokkenheid bij drugslaboratorium met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een drugslaboratorium, waar hij samen met anderen amfetamine heeft vervaardigd. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het drugslaboratorium en hieraan heeft bijgedragen. De verdachte heeft tijdens de zittingen ontkend betrokken te zijn geweest, maar het hof achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig. De advocaat-generaal had gevorderd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft deze vordering overgenomen en de verdachte ook niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., wegens gebrek aan causaliteit. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd met een jaar verlengd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de risico's van de drugshandel in overweging genomen bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002657-20
Uitspraak d.d.: 27 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juli 2020 met parketnummer 18-263558-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-659387-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 januari 2021 en 13 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding. Wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf heeft de advocaat-generaal verlenging van de proeftijd met 1 jaar gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 23 juli 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in vordering tot schadevergoeding. Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2019 tot en met 4 november 2019 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand (gelegen aan de [adres] aldaar) opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij pas om het moment van de inval van het drugslaboratorium op de hoogte is geraakt, buitengewoon ongeloofwaardig is gelet op de bevindingen van het arrestatieteam ter plaatse en alle andere omstandigheden in de woning.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Door de rechtbank is ten onrechte overwogen dat verdachte een actieve bijdrage heeft gehad bij het drugslaboratorium.
Oordeel van het hof
Vaststelling van de feiten [1]
Op 4 november 2019 werd op het adres de [adres] te [plaats] een in werking zijnde drugslaboratorium aangetroffen. De [adres] betrof een woning die gelegen was aan een onverharde weg. Aan de woning was een garage gekoppeld. De garage was voorzien van twee stalen kanteldeuren met links en rechts een loopdeur. Vooral in het garagegedeelte werd een sterke dampvorming waargenomen. Achter de loopdeur links achterin de garage stond een stalen destillatieopstelling die de toegang tot het drugslab bemoeilijkte. De verbalisanten betraden vervolgens via de rechter loopdeur een gang en roken direct een sterke kenmerkende geur van amfetamine-vervaardiging. Zij zagen dat rechts een inpandige
doorgang was naar de woning. Zij zagen dat de gang links doorliep tot achter de rechter kanteldeur en dat deze ruimte in zijn geheel in gebruik was als productieruimte voor de vervaardiging van amfetamine. In deze ruimte hing een warme damp. De ruimte was ongeveer 7 meter diep en 15 meter breed. Aan het plafond hingen koolstoffilters voor de luchtafzuiging. Deze luchtafzuiging was in werking. Het achterste deel van de ruimte was ingericht met een stoomdestillatie-opstelling en diende als opslag voor productieafval. De
stoomdestillatie-opstelling was nog in werking. Onder de uitloop van de koeler, van de destillatieketel, liep druppelsgewijs vloeistof in een rechthoekige kunststof bak waarin een
gele drijflaag van enkele liters, gedestilleerde amfetamineolie was verzameld. Bij temperatuurmeting met een infraroodcamera bleek dat de temperatuur van de destillatieketel en de twee hiermee verbonden stoomgenerators ruim boven de 80 graden Celsius uitkwam. De verbalisant heeft hieruit afgeleid dat de branders onder de stoomdestillatie-opstelling zeer kort voor de inval zijn uitgezet. Verder stonden er twee IBC's, dop- en klemdekselvaten en jerrycans die vermoedelijk gevuld waren met ruim 2000 liter productieafval. Ook stonden er een groot aantal, met vuilniszakken afgedekte, emmers met vloeistoffen op de grond.
In het voorste gedeelte van deze ruimte stonden twee industriële kookopstellingen met een
inhoudsmaat van circa 600 liter per stuk. Verder stonden in deze ruimte diverse jerrycans en, met vuilniszakken afgedekte, emmers met vloeistoffen op de grond. De verbalisanten herkenden dergelijke kookketels als die gebruikt worden voor de omzetting van een preprecursor naar BMK en/of de industriële vervaardiging van amfetamine vanuit BMK middels de Leuckart synthese. Ook lag in dit voorste gedeelte een schrijfboek waarop allerlei recepten voor de grootschalige vervaardiging van amfetamine stonden beschreven.
De doorgang naar de woning kwam uit in een achterste hal van de woning. In de woning stonden diverse goederen die direct te relateren waren aan de illegale vervaardiging van amfetamine in de garage. Het ging hierbij onder meer om:
  • een jerrycan met circa 10 liter BMK met opschrift “B olie, wat over is”;
  • lege en volle propaangasflessen die ogenschijnlijk identiek zijn als die in de garage;
  • een rechthoekige kunststof bak met hierin circa 29 liter gedestilleerde amfetamine olie die ogenschijnlijk identiek is als de opvangbak onder de koeler van de voornoemde destillatieopstelling en
  • diverse jerrycans en emmers met aan amfetamine gerelateerd productieafval die soortgelijk zijn als die in de garage.
  • Op het aanrechtblad van de keuken werden diverse maatbekers en een kunststof bak aangetroffen, alle gevuld met amfetamine olie (circa 15 liter gedestilleerde amfetamine olie).
  • In de woonkamer stond een vriezer met op de bodem resten gele vloeistof die positief testte op de aanwezigheid van amfetamine.
Op dinsdag 5 en woensdag 6 november (het hof begrijpt: 2019) is nader onderzoek ingesteld naar alle goederen die door de verbalisanten te relateren zijn aan de vervaardiging van verdovende middelen. De goederen werden beschreven en bemonsterd. Hierbij zijn de goederen nader onderzocht, geïnventariseerd, gefotografeerd en deels bemonsterd. Wanneer een monster genomen is, staat het Spoor Identificatie Nummer (SIN) vermeld. Met behulp van schoon en ongebruikt monstername materiaal zijn monsters genomen van diverse goederen. Deze monsters werden ter analyse overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) afdeling verdovende middelen te Den Haag. [2]
Het NFI heeft onderzoek verricht aan de materialen aangetroffen op 4 november 2019 op de locatie [adres] te [plaats] . In het onderzoek stond de volgende vraag centraal: “Bevat het onderzoeksmateriaal stoffen die zijn vermeld op een van de lijsten van de Opiumwet of de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc)”. Het door het NFI ontvangen materiaal en de resultaten van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1, zoals dat hieronder is weergegeven. Naast de in de tabel vermelde hoofdcomponenten zijn in meerdere monsters lage concentraties van diverse aan de vervaardiging van BMK en/of amfetamine gerelateerde (synthese)verontreinigingen aangetoond. [3]
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
P- Productieruimte in garage
P1
volgens opgave “Stoomdestillatie-opstelling bestaande uit:
RVS destillatieketel van circa 225 liter. Deze ketel was voorzien van een RVS koeler en bevatte een restant bruine vloeistof. Onder de uitloop van de koeler stond een opvangbak een tweelagen vloeistof. De bovenlaag was circa 4 cm hoog (circa 8 liter) en betrof een gele olieachtige vloeistof met geur amfetamine, FD=amfetamine.
2x tot stoomgenerator gemodificeerd bier fust, voorzien van een gasbrander en aangesloten op de destillatieketel. De gasbranders onder de destillatieketel en onder de aangesloten stoomgenerators waren allen aangesloten op één gascilinder van 20,2 kg Propaangas.”
Hiervan zijn twee monsters onderzocht (Pl-A en P1B):
AAJD4770NL / P1-A
gele olieachtige vloeistof op een kleurloze vloeistof, volgens opgave “Monster van vloeistof uit kunststof bak.”
bevat amfetamine op een zwak alkalische waterige
vloeistof
AAJD4772NL / PK1
PK1-A
bruine olieachtige vloeistof, volgens opgave “Gemodificeerde RVS reactieketel met opschrift ‘K1’ en “602 litr” inhoud circa 580 liter.
Monster van vloeistof uit reactieketel.”
bevat N-formylamfetamine en BMK
AAJD4778NL /
P9
P9-A
bruine olieachtige vloeistof op een kleurloze vloeistof volgens opgave “IBC 1000L, gevuld met circa 1033 liter aan een pH neutrale vloeistof met een donkerbruine drijflaag van circa 70 liter. Monster van vloeistof en drijflaag uit IBC”
bevat BMK, amfetamine en N-formylamfetamine op een zwak zure waterige vloeistof
AAJD4779NL / P17
P17-A
bruine olieachtige vloeistof, volgens opgave monster uit “Dopvat 200L, met afgezaagde bovenzijde, gevuld met circa 80 liter aan zure zwarte vloeistof.”
bevat BMK
AAJD4782NL / P20
P20-A
bruine olieachtige vloeistof met crèmekleurig bezinksel, volgens opgave “5x jerrycan 25L, waarvan 4x geheel
gevuld met een zure donkerbruine vloeistof en lx gevuld met circa 18 liter aan zure donkerbruine vloeistof. Diverse jerrycans waren voorzien van het opschrift ‘Limbo B’.
Monster vloeistof uitjerrycan”
bevat k BMK
AAJD4783NL / P21
P21-A
bruine olieachtige vloeistof, volgens opgave ‘Onder vuilniszak 3x emmer 8L en maatbeker 5L, met daarin
samen circa 30 liter aan sterk basische vloeistof met bruine drijflaag Monster van vloeistof uit emmer”
bevat amfetamine
H – Hal
AAJD4769NL /
H1
H1-A
lichtgele olieachtige vloeistof en een geringe hoeveelheid kleurloze waterige vloeistof, volgens opgave “Kunststof bak met afmeting van circa 50x40 cm, gevuld tot een hoogte van circa 14,5 cm met een gele olieachtige vloeistof met geur amfetamine. FD= Amfetamine.
Monster van vloeistof uit kunststof bak.”
bevat amfetamine (…)
AAJD4775NL /
H2
H2-A
gele olieachtige vloeistof, volgens opgave “Jerrycan 25L, met opschrift ‘B olie, wat over is’ gevuld met circa 10 liter aan gele olieachtige vloeistof met geur BMK.
FD= BMK Monster van vloeistof uit jerrycan”
bevat BMK
AAJD4776NL /
H3
H3-A
bruine olieachtige vloeistof met bruin bezinksel, volgens opgave “2x jerrycan 30L, volledig gevuld met een zure
donkere olieachtige vloeistof.
Jerrycan 25L, gevuld met circa 22 liter aan zure donkere olieachtige vloeistof. Deze jerrycan was voorzien van de opschriften ‘Forma’ en ‘Limbo B 12 L
Monster van vloeistof uit jerrycan 25L”
bevat BMK
W – Woning
AAJD4774NL /
W1
W1-A
gele olieachtige vloeistof, volgens opgave “Op het aanrechtblad in de keuken:
- Kunststof bak met afmeting van circa 30x25 cm, gevuld tot een hoogte van circa 14 cm (overeenkomstig een inhoud van circa 10.5 liter) met een gele olieachtige vloeistof met geur amfetamine. FD= Amfetamine.
Monster van vloeistof uit de kunststof bak”
bevat amfetamine en N-formylamfetamine
In de diepvries in de woonkamer zaten gele olieachtige restanten op de bodem. Deze restanten werden middels kleurreactie positief getest op de aanwezigheid van amfetamine. [4]
Op 4 november 2019 in de late avond is het arrestatieteam naar de [adres] gegaan om daar de woning binnen te treden. Voor het binnentreden van de woning zijn de leden van het arrestatieteam naar de voor hun aangewezen plek gegaan. Een lid zat achter de linker zijde van de garage alwaar de deur geforceerd zou worden om zo het mogelijke lab te betreden. Op het moment dat het verbrekingskoppel aan het werk was om de deur te verbreken, zag hij links van hem aan de kopse kant van de garage een groene deur op een kier open gaan. Hij zag een gedeelte van een hoofd met een bril zijn kant op kijken. Enkele seconden later werd deze deur weer dichtgetrokken. Tijdens het zien van deze mogelijke verdachte is deze direct aangesproken en heeft het team zich kenbaar gemaakt al zijnde politie. Tijdens het verder ‘schonen’ van het pand werd een verdachte aangetroffen op de slaapkamer gelegen op de eerste etage van de boerderij. Deze verdachte had de deur van de slaapkamer afgesloten middels een aanwezig slot. Hij herkende deze verdachte als diegene die hij heeft gezien toen hij buiten stond en de deur van de garage geopend werd. Deze verdachte had namelijk een bril op, de andere aanwezige verdachte droeg geen bril. Tijdens de aanhouding had de verdachte werkhandschoenen aan, deze waren vuil en stonken. De geur die van de handschoenen af kwam rook zuur. [5] Verdachte heeft bevestigd dat hij daar is gezien. [6]
Een ander lid van het arrestatieteam heeft tijdens de verkenning voor het binnentreden van de woning aan de [adres] te [plaats] personen tegen elkaar horen praten in de garage boxen gelegen aan de achterzijde van de woning. Hij kon niet verstaan wat er werd gezegd. Op het moment dat hij de stemmen hoorde stond hij op een afstand van 20 meter van de garage boxen. Het was op dat moment windstil. [7] Het hof stelt vast dat in de woning twee verdachten zijn aangehouden, waaronder ook verdachte. [8] Op grond van het gestelde op bladzijde 11 van het in voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, onder “2.5 Bevindingen aanhouding en woning” staat eveneens vast dat tussen het moment van het horen van de stemmen en de aanhouding van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] niemand anders de woning of garage heeft verlaten, terwijl in de woning en garage bovendien geen andere personen dan de aangehouden verdachten zijn aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat het telefoonnummer [nummer] van hem is. [9] Van dit telefoonnummer zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd in de periode van 4 augustus tot 4 november 2019. Daaruit is gebleken dat de telefoon vrijwel dagelijks en gedurende de hele dag werd gebruikt. Dit patroon veranderde op 23 september 2019. Vanaf die dag lijkt de gebruiker de telefoon volgens een ander stramien te gebruiken. Vrijwel uitsluitend in de weekenden zijn nog activiteiten te zien. Het gebruik vanaf 23 september 2019 is als volgt omschreven. Op maandag is er vroeg in de ochtend (kort) activiteit te zien op de telefoon, waarbij deze steeds een mast in [plaats] aanstraalde. Hierna werd de telefoon doordeweeks niet gebruikt. Pas in het weekend werd de telefoon weer actief in gebruik genomen (in hoofdzakelijk [plaats] ) tot de volgende maandag. [10]
Tot slot stelt het hof vast dat medeverdachte [medeverdachte] zijn betrokkenheid bij het drugslaboratorium heeft bekend. Hij is verantwoordelijk voor het drugslaboratorium. Hij heeft verklaard dat hij verdachte mee heeft genomen. [11] Verdachte heeft voorts verklaard dat hij contact had met [medeverdachte] over het werk dat hij verrichtte en als er betaald ging worden. [12]
De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van het laboratorium in de garage. Hij is op 23 september 2019 voor het eerst in de woning is geweest. Hij was daar voor sloop- en graafwerkzaamheden en schoonmaakwerkzaamheden. Verdachte heeft het schapenhok, het kippenhok en de garage/werkplaats gesloopt. Dat heeft hij met de hand gedaan. Op de avond voor de aanhouding heeft hij de vriezer schoongemaakt en in de woonkamer gezet. Toen was de vriezer spik en span. Tijdens de aanhouding heeft hij geprobeerd om te vluchten via de achterdeur. Die was op aandringen van hem door een andere in het pand aanwezige persoon opengemaakt en toen heeft hij voor het eerst het laboratorium gezien. Hij heeft toen iemand van het arrestatieteam gezien en is weer de woning ingegaan. Hij heeft zichzelf opgesloten in de slaapkamer. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op het moment van de inval aan het pauze houden was. Kort daarvoor was hij de badkamer aan het schoonmaken. Hij had de badkamer ingespoten met HG schimmelreiniger. Dat moest 10 minuten inwerken. Hij heeft toen een rookpauze gehouden. Volgens verdachte zijn de voor hem niet herkenbare voorwerpen verplaatst in de keuken toen hij de badkamer aan het schoonmaken was. Ook tijdens zijn vlucht voor de politie zag hij emmers en jerrycans staan die hij nog nooit eerder had gezien.
Oordeel van het hofOp basis van bovenstaande feiten kan worden vastgesteld dat in de garage van de woning een inwerking zijnd drugslaboratorium aanwezig was. Ook in de hal, van de garage naar de woning, en in de woning zijn diverse goederen aangetroffen die verband houden met het vervaardigen van drugs. Voorst stelt het hof vast dat tijdens het binnentreden van de woningen verdachte in de deuropening van de kopse kant van de garage is gezien. Dit wordt ook door verdachte bevestigd. Daarnaast heeft een ander lid van het arrestatieteam tijdens de verkenning voor het binnentreden personen tegen elkaar horen praten. Uiteindelijk zijn twee verdachten in de woning aangehouden.
Door verdachte is een alternatief scenario geschetst voor zijn aanwezigheid in de woning. Het hof acht die verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat hij voor diverse werkzaamheden in totaal om en nabij 18 dagen aanwezig was aan de [adres] te [plaats] . Ter zitting van het hof heeft de verdachte ook verklaard dat hij met de sloopwerkzaamheden van het schapenhok, het kippenhok en de garage/werkplaats ongeveer anderhalve dag bezig is geweest. Daaruit leidt het hof af dat verdachte op de andere 17 dagen andere werkzaamheden moet hebben verricht. Het zal zo zijn dat de verdachte een paar van deze dagen nog bezig is geweest met werkzaamheden op en rond het terrein, echter dat verdachte al deze dagen daar mee bezig is geweest acht het hof niet geloofwaardig. Mede gezien in het licht van hetgeen de verdachte zelf heeft verklaard, te weten dat hij een harde werker is en niet stil kan zitten. Voorts acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat verdachte rond middernacht een badkamer aan het schoonmaken was met HG reiniger en dat nu juist gedurende die werkzaamheden de spullen die kunnen worden gelinkt met het drugslaboratorium zouden zijn weggezet/verplaatst op de plaatsen in de woning en de hal waar ze werden aangetroffen. Omdat niet aannemelijk is dat die spullen toen zijn verplaatst en ook niet is onderbouwd waarom dat zou zijn gebeurd, moet het ervoor worden gehouden dat die spullen daar eerder zijn neergezet en er dus langer hebben gestaan. Gelet op het feit dat deze spullen in de hele woning stonden (de hal, het aanrecht en de diepvries in de woonkamer) acht het hof het niet geloofwaardig dat de verdachte deze spullen pas voor het eerst heeft gezien op het moment dat de politie de woning wilde betreden. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat de verdachte tijdens zijn aanhouding werkhandschoen droeg, hetgeen niet gebruikelijk is als men een rookpauze houdt. Bovendien waren dit geen handschoenen die doorgaans worden gebruikt voor schoonmaakwerkzaamheden. Daarnaast stelt het hof vast dat in de vriezer in de woonkamer, waarvan de verdachte stelt dat deze enkele uren daarvoor door hem is schoongemaakt, op de bodem bedekt was met resten amfetamine. Dat mogelijk nog een derde persoon bij het laboratorium betrokken is blijkt niet uit het dossier. Voor de in hoger beroep geopperde mogelijkheid dat het kort voor de inval waargenomen gesprek in de garage bestond uit een telefoongesprek waarbij de telefoon op de ‘speaker-stand’ stond, kan evenmin ondersteuning in het dossier en de daarin aanwezige telecomgegevens worden gevonden.
Het hof acht alles afwegende het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk. Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het laboratorium en daaraan ook heeft bijgedragen.
Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld. [medeverdachte] was degene die opdrachten aan verdachte heeft gegeven, hem bij de woning heeft gebracht en hem heeft uitbetaald. Het hof komt aldus tot een bewezenverklaring en het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 23 september 2019 tot en met 4 november 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in een pand gelegen aan de [adres] opzettelijk heeft vervaardigd, bereid, bewerkt en verwerkt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervaardigen van amfetamine in een drugslaboratorium. De productie van - en handel in synthetische drugs is een groot maatschappelijk probleem. Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs zeer schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaan overtredingen van de Opiumwet vaak gepaard met andere vormen van zware criminaliteit. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie veelal illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Voorts wijst het hof op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige stoffen. Verdachte is voorbijgegaan aan deze omstandigheden en risico’s en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen belangen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2021, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het begaan van het onderhavige feit eerder onherroepelijk is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een ontkennende houding aangenomen. Het hof stelt vast dat desondanks tot een bewezenverklaring wordt gekomen. Een ontkennende procesopstelling komt verdachte weliswaar toe, maar vastgesteld moet worden dat in de gegeven situatie verdachte niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Getoond besef van verantwoordelijkheid kan onder omstandigheden aanleiding zijn dit op enigerlei wijze in de straf te verdisconteren, omdat strafvervolging ook tot doel heeft verdachte tot inkeer te brengen. In het geval van verdachte is dat doel niet bereikt. Voor (enige) mildheid bestaat in dit opzicht dan ook geen aanleiding.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de hiervoor beschreven ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof – conform het vonnis van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname
aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan
wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10
Wetboek van Strafvordering, aan de orde is. Aan het dossier ontleende gegevens duiden er overigens op dat verdachte inmiddels de hem op te leggen gevangenisstraf in detentie heeft doorgebracht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Midden-Nederland van 31 december 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, parketnummer 16-653387-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd om de proeftijd met een jaar te verlengen.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar worden verlengd.

Vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 932,19, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V.

Verklaart de benadeelde partij Enexis Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 31 december 2018 parketnummer 16-659387-18, met een termijn van 1 (één) jaar.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 27 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit (voor kopie conform het origineel verklaarde) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Eenheid Noord-Nederland, onder de dossiernaam TAURANGA, proces-verbaalnummer: 2019290504, opgemaakt op 26 februari 2020.
2.Proces-verbaal nr. 2019290504 / [plaats] [adres] / RdV-BR d.d. 16 april 2020 (los proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren).
3.NFI-rapport opgemaakt door Dr. J.W. Hulshof d.d. 6 april 2020.
4.Proces-verbaal nr. 2019290504 / [plaats] [adres] / RdV-BR d.d. 16 april 2020 (los proces-verbaal).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2019 p. 64.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2020 p. 7 (los proces-verbaal).
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2019 p. 293.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2020 (los proces-verbaal).
9.Proces-verbaal van terechtzitting rechtbank d.d. 9 juli 2020.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2019 p. 579 e.v.
11.Bijlage 1 van de pleitnota overgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 13 augustus 2021.
12.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 13 augustus 2021.