ECLI:NL:GHARL:2021:8207

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
200.292.397
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige kinderen van de moeder naar [plaats3]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. T.C. Cooman, had in eerste aanleg bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om toestemming om met de kinderen te verhuizen, maar dit verzoek was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. C.A.H. Boom, voerde verweer tegen de verhuizing, stellende dat het niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van de kinderen centraal stond. De moeder heeft aangetoond dat zij niet langer in [woonplaats1] kan blijven wonen, omdat de echtelijke woning is verkocht en zij geen andere woning in de buurt kan vinden. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder voldoende inspanningen heeft geleverd om een geschikte woning te vinden en dat de verhuizing naar [plaats3] noodzakelijk is voor haar welzijn en dat van de kinderen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de noodzaak van stabiliteit voor de kinderen, die na de echtscheiding al een turbulente periode hebben doorgemaakt. Uiteindelijk heeft het hof besloten de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen, met de bijbehorende inschrijvingen op school en kinderdagverblijf.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.397
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 513934)
beschikking van 26 augustus 2021
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.C. Cooman te De Meern, gemeente Utrecht,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.H. Boom te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder ook te noemen: de rechtbank), van 26 februari 2021, hersteld bij beschikking van 21 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 maart 2021;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Cooman van 24 juli 2021 met producties;
- een journaalbericht van mr. Boom van 29 juli 2021 met productie.
2.2
Op 9 augustus 2021 is de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen door een lid van het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 10 augustus 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam1] , namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 in [plaats2] ,
over wie zij het gezamenlijk gezag uitoefenen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder.
3.2
De ouders hebben in het ouderschapsplan afgesproken dat de kinderen hun
hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat zij in de oneven weken van vrijdag uit
school/BSO tot en met maandagochtend naar school bij de vader verblijven, en daarnaast
gaan zij beiden op dinsdag na school/BSO naar de vader. [de minderjarige1] blijft bij de vader tot woensdagochtend naar school. [de minderjarige2] is woensdag vanaf 10:00 uur bij de moeder.
3.3
De moeder heeft, voor zover hier van belang, in eerste aanleg aan de rechtbank verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats3] te verhuizen en de kinderen daar in te mogen schrijven bij scholen aldaar, bij de huisarts- en tandartspraktijk aldaar en [de minderjarige1] in te mogen schrijven bij de hockeyclub en [de minderjarige2] bij de buitenschoolse opvang. De vader heeft in eerste aanleg verweer gevoerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats3] te verhuizen en de respectievelijke inschrijvingen aldaar, afgewezen.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de moeder alsnog vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats3] , met de bijbehorende inschrijvingen van de kinderen op school/kinderdagverblijf, huisarts- en tandartspraktijk en de hockeyclub aldaar, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt de verzoeken van de moeder af te wijzen als ongegrond.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind / de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De moeder stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek heeft afgewezen. De moeder is van mening dat haar belangen en de belangen van de kinderen bij een verhuizing zwaarder wegen dan de belangen van de kinderen en de vader bij afwijzing van de verzoeken van de moeder. Zij is van mening dat zij de noodzaak voor de verhuizing voldoende heeft aangetoond. De moeder heeft de verhuizing bovendien goed voorbereid en doordacht. Volgens de moeder zijn de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen niet groot en zal de verhuizing geen grote verandering brengen in de bestaande zorgregeling met de vader. De moeder is bereid om de vader compensatie aan te bieden voor het vervallen van het doordeweekse contactmoment.
5.5
De vader voert hiertegen aan dat er geen noodzaak voor de moeder is om te verhuizen. Volgens de vader is de verhuizing bovendien niet in het belang van de kinderen. De kinderen hebben geen binding met [plaats3]
.De vader denkt dat hij door de verhuizing de kinderen minder zal zien en vreest dat hij, in tegenstelling tot de huidige situatie, een weekendvader zal worden
.De vader is van mening dat het belang van de moeder om te verhuizen naar [plaats3] niet moet prevaleren boven het belang van de kinderen en de vader om in dezelfde woonplaats te blijven wonen.
5.6
De raad heeft ten aanzien van de verzoeken van de moeder geen concreet advies in de zin van ja of nee gegeven. Naar aanleiding van de communicatieproblemen tussen partijen heeft de raad ter zitting partijen geadviseerd om hieraan te werken, omdat zij in de toekomst gezamenlijk nog verschillende beslissingen over de kinderen zullen moeten nemen. De raad heeft naar voren gebracht dat kinderen flexibel zijn en daarmee rekening houdend levert een verhuizing geen strijd op met de belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
5.7
Het hof overweegt als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder en dat de moeder in overwegende mate de zorg over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft. Vooropgesteld wordt dat de ouder bij wie de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats hebben, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarigen elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om met de kinderen te willen verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.8
De moeder woont op dit moment met de kinderen in de echtelijke woning in [woonplaats1] . Duidelijk was voor partijen dat de moeder de woning niet kon overnemen, zodat een permanent verblijf van de moeder met de kinderen in deze woning niet aan te nemen is. Aangezien de echtelijke woning thans is verkocht en de levering van de woning op 1 oktober 2021 plaatsvindt, zal de moeder met de kinderen naar een andere woning moeten verhuizen.
5.9
De moeder heeft geprobeerd om in de (nabije) omgeving van [woonplaats1] een huurwoning te vinden, maar ondanks pogingen daartoe is zij hierin niet geslaagd. De moeder heeft bij de gemeente een urgentieverklaring aangevraagd om spoedig in aanmerking te kunnen komen voor een sociale huurwoning. Deze urgentieverklaring is afgewezen en de moeder heeft tegen deze afwijzing bezwaar aangetekend. Op het moment van de mondelinge behandeling in hoger beroep was de beslissing op dit bezwaar nog niet genomen. Of de moeder in aanmerking zal komen voor een urgentieverklaring is onduidelijk. Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen op de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, de moeder zich voldoende heeft ingespannen om in de (nabije) omgeving van [woonplaats1] een sociale huurwoning te vinden. Het hof acht voorts voldoende aangetoond dat een huurwoning in de vrije sector, gelet op het inkomen van de moeder, geen optie is. Het hof betrekt hierbij dat de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat een verhuizing van de moeder met de kinderen op een afstand van 5 à 10 kilometer van [woonplaats1] het maximaal haarbare zou mogen zijn.
Naar het oordeel van het hof is thans van belang dat er op korte termijn - gelet op de overdracht van de echtelijke woning per 1 oktober 2021- geen andere woonplek beschikbaar is voor de kinderen dan de, thans door de moeder gehuurde woning in [plaats3] , waarbij de moeder aangegeven heeft in staat te zijn om de huurlasten daarvan te voldoen.
5.1
Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder verder verklaard niet meer in [woonplaats1] te willen blijven wonen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [woonplaats1] een kleine gemeenschap is, waarin zij zich inmiddels niet meer prettig voelt. Dit wordt veroorzaakt door de manier waarop de relatie tussen de moeder en de vader is verbroken. De moeder heeft aangevoerd dat zij zich ongelukkig en door anderen aangestaard voelt in [woonplaats1] , hetgeen - indien de moeder in [woonplaats1] zou moeten blijven- zijn weerslag heeft op het welzijn van de kinderen die gezien hun leeftijd afhankelijk zijn van de moeder, als primaire opvoeder. De moeder heeft het voornemen om met de kinderen naar [plaats3] te verhuizen en zij heeft daar een huurwoning gevonden die voor haar betaalbaar is. Deze huurwoning heeft zij inmiddels gehuurd en indien zij vervangende toestemming voor de verhuizing zal krijgen, zal de moeder met de kinderen in deze woning gaan wonen.
De moeder heeft een deel van haar netwerk in [plaats3] . Haar huidige partner, met wie zij mogelijk in de toekomst wil samenwonen, is daar woonachtig. Daarnaast woont de zus van de moeder met haar kinderen in [plaats3] . Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de moeder hiermee haar persoonlijke noodzaak om te willen verhuizen naar [plaats3] voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
5.11
Hoewel wat haar werk betreft geen directe noodzaak bestaat om te verhuizen, is gebleken dat de moeder, als zij in [plaats3] woonachtig is, betere kansen heeft om bij haar werkgever in een leidinggevende functie te kunnen doorgroeien.
5.12
Het hof moet het belang van de moeder, die zich in [woonplaats1] meer en meer niet meer op haar plek voelt, daar op korte termijn geen woning zal verkrijgen, die een begin van een sociaal netwerk heeft in de omgeving van haar partner, familie en kennissen in [plaats3] , en daar ook een betere functie zal kunnen krijgen, afwegen tegen het belang van de kinderen en het belang van de vader.
5.13
Hoewel het hof van oordeel is dat de verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving voor de kinderen ingrijpend is, is naar het oordeel van het hof, mede gelet op de nog jonge leeftijd van de kinderen, geen sprake van zodanig negatieve gevolgen voor de kinderen dat het belang van de moeder om haar leven op te bouwen in [plaats3] daarvoor moeten wijken. Daarbij acht het hof het eveneens van belang dat er rust voor de kinderen wordt gecreëerd en dat niet, als thans geen vervangende toestemming aan de moeder zou worden verleend, de discussie over al dan niet verhuizen in de toekomst opnieuw zal worden gevoerd.
De kinderen hebben door de echtscheiding een turbulente periode achter de rug en hebben daarom naar het oordeel van het hof vooral belang bij zoveel mogelijk rust en stabiliteit in hun situatie en flexibiliteit van hun beide ouders.
5.14
De kinderen zijn opgegroeid in [woonplaats1] en een verhuizing is voor de kinderen in beginsel een ingrijpende verandering, omdat zij van school en sociale omgeving zullen moeten veranderen. Vast staat echter dat de kinderen hoe dan ook zullen moeten verhuizen omdat de echtelijke woning is verkocht en binnenkort zal worden geleverd aan de kopers van de woning. Ook staat vast dat [de minderjarige1] , gelet op haar leeftijd, per september 2021 van school zal moeten veranderen. Zij gaat immers van de basisschool naar de middelbare school.
Kinderen zijn, zoals ook de raad naar voren heeft gebracht, over het algemeen flexibel en kunnen zich goed aanpassen. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige2] is zij nog volop in ontwikkeling. Het hof is van oordeel dat [de minderjarige2] , gelet op haar jonge leeftijd, nog niet erg geworteld is in [woonplaats1] . Dat is anders voor [de minderjarige1] . Het hof verwacht echter dat [de minderjarige1] zich snel in [plaats3] zal kunnen aanpassen. Daarnaast betekent de verhuizing niet dat de kinderen geen contact meer kunnen/zullen hebben met vrienden en familie in [woonplaats1] , mede bezien tegen de toezeggingen van de moeder om de vader te compenseren.
5.15
Het hof neemt verder in aanmerking dat de moeder haar verhuizing naar het oordeel van het hof goed heeft doordacht en voorbereid en dat de kinderen in [plaats3] in een omgeving terecht zullen komen die hen niet geheel onbekend is. Vast staat immers dat de moeder daar ook nu al geregeld met de kinderen komt. De moeder heeft bovendien in [plaats3] een begin van een sociaal netwerk opgebouwd.
5.16
Tegenover het belang van de moeder om in [plaats3] een nieuw leven op te bouwen, staat het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de vader om contact met elkaar te hebben.
5.17
Naar voren is gekomen dat de moeder tijdens de relatie van partijen en sinds de echtscheiding het leeuwendeel van de zorg voor de kinderen voor haar rekening heeft genomen. Ook dit bevestigt het belang van de moeder om met de kinderen naar [plaats3] te verhuizen.
5.18
Indien de moeder met de kinderen naar [plaats3] verhuist, zal het contact tussen de kinderen en de vader onvermijdelijk anders van aard worden. Als gevolg van de verhuizing zullen de doordeweekse contacten van de vader op dinsdagen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] komen te vervallen.
De moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat, indien de vader meer contact met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wil, partijen hierover overleg kunnen voeren. Zij heeft ter compensatie voorgesteld dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op andere momenten, zoals tijdens studiedagen, extra (langere) weekenden en een groter deel van de vakanties, bij de vader kunnen zijn.
5.19
Nu de moeder bereid is om de vader voldoende ruimte te bieden om op adequate wijze invulling te kunnen blijven geven aan zijn ouderrol, zal het verhuizen naar het oordeel van het hof geen, althans beperkte negatieve gevolgen behoeven te hebben voor de (kwaliteit van) de contacten tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Weliswaar zal bij het toestaan van de verhuizing de reistijd van de vader langer zijn, maar deze reistijd acht het hof overkomelijk en bovendien heeft de moeder aangeboden de kinderen te willen brengen en halen. Voor de kinderen schat het hof in dat de reistijd geen onoverkomelijke problemen zal opleveren.
5.2
Hoewel de zorgregeling tussen de vader en de kinderen zal veranderen gaat het hof ervan uit dat nu is beslist op dit grote geschilpunt van partijen, de vader en de moeder in de toekomst weer in staat zullen zijn om in goed overleg met elkaar de zorg voor hun kinderen als ouders vorm te geven, zodat rust en stabiliteit voor de kinderen ontstaat.
5.21
Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats3] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de moeder.
5.22
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats3] te verhuizen, met de bijbehorende inschrijving van de kinderen op school/kinderdagverblijf aldaar, toewijzen. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de vervangende toestemming voor de verhuizing betreft, vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
26 februari 2021, hersteld bij beschikking van 21 juli 2021, voor zover het de vervangende toestemming voor de verhuizing betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met [de minderjarige1] , geboren [in]
2009 in [plaats1] , en [de minderjarige2] , geboren [in] 2016 in [plaats2] , te verhuizen naar [plaats3] , met de bijbehorende inschrijving van de kinderen op school/kinderdagverblijf aldaar;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, E.B. Knottnerus en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 26 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.