ECLI:NL:GHARL:2021:8173

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
21-004522-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor herhaaldelijke mishandeling, belaging en vernieling met oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor herhaaldelijke mishandeling, belaging en vernieling van zijn ex-partner, aangeduid als [benadeelde partij]. De feiten dateren van 29 juni 2019 en 29 maart 2020, waarbij de verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld en haar telefoon heeft vernield. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan stalking door herhaaldelijk inbreuk te maken op haar persoonlijke levenssfeer. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 66 dagen opgelegd, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting. Tevens is er een taakstraf van 100 uren opgelegd. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 2.455,41 aan materiële en immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de benadeelde partij in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004522-20
Uitspraak d.d.: 18 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 1 december 2020 met parketnummer 18-119583-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 3 augustus 2021. De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] geheel zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.455,41, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot betaling van gevorderde proceskosten ad € 24,20. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.B. Pieters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft de verdachte bij voornoemd vonnis veroordeeld ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting, een contactverbod met [benadeelde partij] , een locatieverbod en meewerken aan alcohol- en drugscontroles door reclassering. De politierechter heeft voorts de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.070,41, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te [plaats1] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met kracht bij de (boven)arm vast te pakken en/of in die (boven)arm te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2020 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] in een nekklem te pakken, althans vast te pakken, en/of meermalen, althans eenmaal, (hard) op de grond te duwen en/of te schoppen;
3.
hij op of omstreeks 29 maart 2020 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2020 tot en met 7 juni 2020 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] en/of te [plaats3] en/of [plaats4] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door:
- meermalen langs het huis van die [benadeelde partij] en/of het huis van de moeder en/of zus van die [benadeelde partij] te rijden en/of (daarbij) te toeteren, en/of;
- die [benadeelde partij] meermalen (anoniem) te bellen, en/of;
- meerdere berichten te sturen via Instagram en/of Snapchat, althans sociale media, en/of;
- die [benadeelde partij] één of meerdere berichten te sturen waarbij hij zich voor deed als de zus van die [benadeelde partij] , en/of;
- horloges te bestellen en die op te sturen naar die [benadeelde partij] en/of haar familielid/leden, en/of;
- een dreigende tekst en/of foto naar de zwager van de [benadeelde partij] te sturen via Whatsapp, en/of;
- een simkaart te bestellen voor het telefoonnummer van die [benadeelde partij] en/of via 'My T-Mobile' de gebruikersgegevens/abonnementsgegevens (het adres en/of bankrekeningnummer en/of e-mailadres) van die [benadeelde partij] te wijzigen, en/of;
- in te breken, dan wel in te loggen op de/het Instagramaccount(s) en/of de/het Snapchataccount(s) en/of het Linkedinaccount van die [benadeelde partij] en/of [naam1] en (daarbij) de locatievoorziening(en) van Snapchat aan te zetten en/of zijn eigen account(s) te deblokkeren en weer toe te voegen en/of (via een van de accounts van die [benadeelde partij] ) een foto van seksuele, althans grievende, aard naar het/een Instagramaccount van die [benadeelde partij] te sturen,
met het oogmerk die [benadeelde partij] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en partiële vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van zowel het onder 1 als het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen opzet had om aangeefster pijn of letsel te bezorgen, dan wel om de telefoon te vernielen, ook niet in voorwaardelijke zin. Ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde stalking heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte het langsrijden, het bellen en berichten sturen via social media en het sturen van de horloges erkent. Verdachte ontkent de andere feitelijkheden en ten aanzien van die feitelijkheden is onvoldoende (technisch) bewijs aanwezig dat verdachte die gedragingen heeft begaan.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsvrouw van verdachte gevoerde verweren strekkende tot (partiële) vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Feit 1
Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster op 29 juni 2019 te [plaats1] bij haar arm heeft vastgepakt. Het hof is van oordeel dat verdachte door het, zoals aangeefster heeft verklaard, zodanig hard vastpakken en beet houden van aangeefster bij haar arm dat zij daags daarna hierdoor daadwerkelijk bloeduitstortingen op haar arm had, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster pijn en letsel (blauwe plek) zou bekomen. Het hof acht het onder 1 tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en 3
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte haar telefoon pakte die op de hoek van de tafel lag. Aangeefster wilde haar telefoon terugnemen maar verdachte hield de telefoon in zijn hand en hield met zijn andere arm aangeefster op afstand. Verdachte keek in de telefoon met wie aangeefster allemaal contact had gehad. Verdachte heeft aangeefster vervolgens tot tweemaal toe op de grond geduwd in de keuken en op de grond gehouden. Aangeefster kon op een gegeven moment opstaan en is achter verdachte aangelopen de eetkamer in. Aangeefster bleef proberen om haar telefoon terug te krijgen. Toen ze dichterbij verdachte kwam, sloeg verdachte zijn linkerarm om haar nek en hield haar vervolgens onder zijn arm tegen zich aan. Haar hoofd zat vastgeklemd tussen zijn middenrif en zijn linker arm. Nadat aangeefster loskwam, hoorde ze verdachte schreeuwen: "Je gaat eraan, ik maak je kapot, je vader gaat eraan." Vervolgens voelde ze dat verdachte haar weer tegen de grond duwde. Ze kon daarna weer opstaan. Verdachte was op dat moment zo boos en woedend dat hij haar telefoon tegen de doorgang bij de keuken aan gooide. Aangeefster wilde zich omdraaien om haar telefoon te pakken, toen zij opeens een harde duw in haar onderrug voelde waardoor zij op de grond viel. Bij de laatste val heeft zij een schram op haar kin opgelopen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant1] van 31 maart 2020 blijkt dat de achterkant van de telefoon volledig kapot was en het beeld een driedubbele weergave had.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij de telefoon van aangeefster heeft afgepakt en dat deze waarschijnlijk in de worsteling om die telefoon kapot is gegaan. Verder heeft hij verklaard dat aangeefster naar hem toe kwam, dat hij zich omdraaide en dat ze tegen hem aankwam en gevallen is. Dat kan wel hard zijn gegaan. De telefoon heeft hij teruggelegd. Het kan zijn dat de telefoon toen stuk is gegaan.
Het hof acht de verklaring van verdachte onaannemelijk. Verdachte is wisselend in zijn verklaring. Zo heeft hij in een eerste verklaring tegenover de politie verklaard dat hij aangeefster heeft vastgepakt en dat er een worsteling was ontstaan. Later heeft hij verklaard dat aangeefster ten val kwam doordat hij zich omdraaide en zij tegen hem aankwam. Ze viel met haar hoofd tegen een keukenkastje of de koelkast en raakte daardoor even buiten westen. Verdachte heeft erkend dat hij in de telefoon van aangeefster heeft gekeken. Dit sluit aan bij haar verklaring. Ook het bij aangeefster geconstateerde letsel sluit aan bij haar verklaring. Daarnaast past ook de schade aan de telefoon van aangeefster bij haar verklaring. Het hof acht het onaannemelijk dat dergelijke schade is ontstaan door het (hard) neerleggen van de telefoon zoals verdachte heeft verklaard. Het hof acht derhalve aangeefster betrouwbaar en volgt haar in haar verklaring.
Het hof is voorts van oordeel dat verdachte door aangeefster vast te pakken en hard op de grond te duwen en de telefoon van aangeefster tegen de keukendoorgang te gooien, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster door zijn handelen pijn en letsel zou bekomen en dat door zijn handelen de telefoon vernield zou worden. Het hof acht het onder 2 en 3 tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Het hof zal verdachte - in lijn met het pleidooi van de raadsvrouw - vrijspreken van de gedragingen vermeld achter het vierde en achtste gedachtestreepje. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het ‘berichten sturen waarbij verdachte zich voordeed als de zus van [benadeelde partij] ’ en het ‘inbreken dan wel inloggen op de diverse social media accounts van [benadeelde partij] en/of [naam1] en het versturen van een foto van seksuele aard aan [benadeelde partij] ’ onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is.
Het hof stelt voorop dat niet elk onderdeel van een tenlastelegging bestaande uit meerdere gedragingen behoeft te worden voorzien van tenminste twee betrouwbare bewijsmiddelen om te kunnen leiden tot een bewezenverklaring. Het hof acht - anders dan de raadsvrouw van verdachte heeft bepleit - wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gedraging vermeld onder het zevende gedachtestreepje heeft begaan, te weten ‘een simkaart te bestellen voor het telefoonnummer van die [benadeelde partij] en/of via 'My T-Mobile' de gebruikersgegevens/abonnementsgegevens (het adres en/of bankrekeningnummer en/of e-mailadres) van die [benadeelde partij] te wijzigen’. Verdachte heeft ontkend dat hij de simkaart heeft besteld en de gegevens heeft gewijzigd. Het hof constateert echter dat de simkaart via dezelfde bankrekening is betaald als de horloges waarvan verdachte heeft erkend dat hij deze heeft gekocht en aan aangeefster en haar familieleden heeft verzonden. Het betreft weliswaar de gezamenlijke bankrekening van verdachte en aangeefster, maar aangeefster heeft verklaard dat zij sinds de relatiebreuk met verdachte geen gebruik meer maakte van deze bankrekening. Aangeefster is voorts navolgbaar in haar verklaring omtrent de simkaart en het wijzigen van de gegevens. Het hof heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen.
Ten slotte heeft verdachte ontkend een dreigende tekst en foto naar de zwager van aangeefster te hebben gestuurd met de bedoeling om aangeefster aldus te stalken. Een en ander heeft niets met aangeefster te maken, aldus de raadsvrouw. Het hof overweegt dat het betrekken van naasten in verdachtes stalkingsaanpak past en acht het standpunt van de verdediging tegen die achtergrond niet geloofwaardig
De overige gedragingen heeft verdachte erkend en acht het hof eveneens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 29 juni 2019 te [plaats1] [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met kracht bij de bovenarm vast te pakken en in die bovenarm te knijpen;
2.
hij op 29 maart 2020 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door die [benadeelde partij] vast te pakken en hard op de grond te duwen;
3.
hij op 29 maart 2020 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die geheel aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] , toebehoorde, heeft vernield;
4.
hij in de periode van 18 april 2020 tot en met 7 juni 2020 te [plaats2] , gemeente [gemeente1] , en te [plaats3] en [plaats4] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde partij] , door:
- meermalen langs het huis van die [benadeelde partij] en het huis van de moeder van die [benadeelde partij] te rijden en daarbij te toeteren, en
- die [benadeelde partij] meermalen (anoniem) te bellen, en
- meerdere berichten te sturen via Instagram en/of Snapchat, en
- horloges te bestellen en die op te sturen naar die [benadeelde partij] en haar familieleden, en
- een dreigende tekst en foto naar de zwager van de [benadeelde partij] te sturen via Whatsapp, en
- een simkaart te bestellen voor het telefoonnummer van die [benadeelde partij] en via 'My T-Mobile' de gebruikersgegevens/abonnementsgegevens (het adres en bankrekeningnummer en e-mailadres) van die [benadeelde partij] te wijzigen,
met het oogmerk die [benadeelde partij] te dwingen iets te dulden of vrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert telkens op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan herhaaldelijke mishandeling en aan belaging van zijn ex-partner, aangeefster [benadeelde partij] . Daarnaast heeft hij de telefoon van die [benadeelde partij] vernield. Eén en ander heeft zich binnen de context van beëindiging van de relatie afgespeeld, hetgeen verdachte moeilijk lijkt te hebben kunnen verkroppen. Verdachte heeft aangeefster stelselmatig en op allerlei manieren lastig gevallen. Door het handelen van verdachte heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en op haar lichamelijke integriteit. Verdachte heeft veel angst bij aangeefster veroorzaakt. Uit de door aangeefster ter zitting van het hof voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat de bewezenverklaarde feiten ook vandaag nog veel impact op haar hebben.
Het hof heeft bij de strafoplegging mede gelet op hetgeen door verdachte en diens raadsvrouw ter terechtzitting van het hof naar voren is gebracht met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit de diverse reclasseringsrapportages die zich in het dossier bevinden, in het bijzonder het voortgangsverslag van reclassering van 3 augustus 2021. Uit dit voortgangsverslag komt een positief beeld naar voren van de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft het gevoel dat hij momenteel in een stabiele relatie zit, die een bepaalde mate van volwassenheid heeft. Zijn behandeltraject bij de AFPN verloopt positief. Hij heeft een eigen woning en hij werkt als zelfstandig ondernemer. Verdachte heeft voorts verklaard inzicht te hebben in zijn problematiek, die voorkomt uit gebeurtenissen in zijn jeugd waardoor hij in hoge mate last heeft van verlatingsangst. Deze stoornis lijkt het bewezenverklaarde gedrag van verdachte te hebben beïnvloed. Dat verdachte daarover nu inzicht gevende gesprekken voert bij de AFPN, maakt dat de kans op herhaling zal verminderen.
Het hof heeft daarnaast gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook soortgelijke feiten. Het hof constateert voorts dat verdachte na 2019 niet opnieuw wegens het plegen van strafbare feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet wenselijk. De reclassering heeft geadviseerd om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Het zou onwenselijk zijn om verdachtes huidige behandeling bij de AFPN te doorkruisen met een gevangenisstraf. Het is voorts ook in het belang van het slachtoffer, de samenleving en (de) nieuwe partner(s) van verdachte dat verdachte op de goede weg blijft.
Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 66 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het voortgangsverslag van 3 augustus 2021, passend en geboden. De proeftijd van 3 jaren acht het hof van belang gelet op de ernstige problematiek van verdachte en om te voorkomen dat hij in herhaling zal vallen. Het is belangrijk dat verdachte de behandeling die hij thans krijgt continueert en afmaakt.
Het hof is voorts van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de angst die verdachte heeft veroorzaakt, niet enkel kan worden volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en zal daarom tevens aan verdachte een taakstraf van na te melden duur opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.455,41, bestaande uit € 1.455,41 aan materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en proceskosten ad € 24,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.070,41. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de gestelde schadepost met betrekking tot de telefoon voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde onder 3 bewezenverklaarde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Verdachte heeft ook verklaard deze schade te willen voldoen. De gevorderde kosten met betrekking tot de beschermingsarmband komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost is niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw weersproken. Het hof acht de vordering op deze punten derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Het hof acht ook de overige materiële schadeposten, te weten de kosten van de bewakingscamera’s, het eigen risico en de reiskosten in verband met de honden, voldoende aannemelijk geworden en in zodanig verband staan met de door verdachte onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Voor wat betreft de reiskosten met betrekking tot de honden merkt het hof op dat aangeefster door toedoen van verdachte naar de woning van haar moeder is verhuisd. Doordat haar honden niet mee konden naar de woning van haar moeder, moest zij heen en weer rijden om voor de honden te zorgen. Het hof acht deze kosten aannemelijk en toerekenbaar aan verdachte. Voorts overweegt het hof ten aanzien van de beveiligingscamera’s dat - anders dan de raadsvrouw van verdachte heeft beweerd - het aannemelijk is dat aangeefster vanwege haar eigen veiligheid die camera’s heeft opgehangen. Deze kosten staan dan ook in rechtstreeks verband met de door verdachte begane feiten. Ten aanzien van het eigen risico overweegt het hof dat genoegzaam is komen vast te staan dat aangeefster onder behandeling van een psycholoog staat in verband met de bewezenverklaarde feiten en dat zij als gevolg daarvan haar eigen risico zal moeten betalen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost immateriële schade komt eveneens voor vergoeding in aanmerking. Het hof schat de immateriële schade op een bedrag van € 1.000,-. Het hof acht dit bedrag billijk gelet op wat er doorgaans in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding wordt toegekend. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 24,20 (zijnde de reiskosten voor het bijwonen van de zitting in eerste aanleg), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
66 (zesenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering van VNN Drenthe, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is zich ambulant te laten behandelen door de AFPN (GGZ Drenthe) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Mocht uit de uitkomsten van de middelencontroles blijken dat aanvullende interventies gericht op middelengebruik noodzakelijk zijn, werkt hij mee aan de interventies die reclassering en behandelaren noodzakelijk achten. Dit kan mogelijk een ambulante behandeling bij VNN zijn of een meer intensieve behandeling bij de AFPN.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] 1994, thans wonende aan de [adres1] , [plaats5] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in de straat [adres1] te [plaats5] , alsmede in het dorp [plaats5] .
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is mee te werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Mocht uit de middelencontroles blijken dat er, naar inzicht van de reclassering, sprake is van problematisch middelengebruik dan zal betrokkene verplicht worden om mee te werken aan interventies om zijn middelengebruik en daarmee de risico's te verminderen, waaronder aanvullende ambulante behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering van VNN Drenthe tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.455,41 (tweeduizend vierhonderdvijfenvijftig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.455,41 (duizend vierhonderdvijfenvijftig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 24,20 (vierentwintig euro en twintig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.455,41 (tweeduizend vierhonderdvijfenvijftig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.455,41 (duizend vierhonderdvijfenvijftig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 34 (vierendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 maart 2020.
Aldus gewezen door
mr. A. Meester, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 18 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Dolfing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.