In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van partneralimentatie na een echtscheiding. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had in eerste aanleg bij de rechtbank Gelderland verzocht om een uitkering in de kosten van haar levensonderhoud, maar dit verzoek was afgewezen. De vrouw is in hoger beroep gegaan met drie grieven en verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een partneralimentatie van € 2.057,- bruto per maand vast te stellen, met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2019.
De man, verweerder in deze zaak, heeft verweer gevoerd en verzocht om het hoger beroep van de vrouw ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail besproken, inclusief de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 30 juni 2021 heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen in 2019 is ontbonden en dat de vrouw niet in haar eigen behoefte kan voorzien. De vrouw heeft een inkomen uit loondienst en als zzp’er, maar dit is onvoldoende om in haar levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij voldoende draagkracht heeft om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Na een jusvergelijking heeft het hof besloten de partneralimentatie te beperken tot € 810,- bruto per maand, met ingang van 7 mei 2020, en € 834,- bruto per maand met ingang van 1 januari 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.