Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van mr. Broere van 11 december 2020 met producties, waaronder een pleitnota.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
7 februari 2020 voor de periode dat nog niet definitief is beslist over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, kinderalimentatie voor [de minderjarige2] dient te betalen van € 198,- per maand, de vrouw aan de man per dezelfde ingangsdatum en voor dezelfde periode kinderalimentatie voor [de minderjarige1] dient te betalen van € 87,- per maand en het zelfstandig verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een uitkering in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) van € 627,- bruto per maand afgewezen.
5.De motivering van de beslissing
€ 5.141,- per maand in 2018;
€ 3.526,- per maand (inclusief een bedrag van € 2.768,- per jaar voor kindgebonden budget). De rechtbank is hierbij uitgegaan van een bruto jaarloon van € 52.688,- en is ontleend aan de cumulatieve gegevens van de man in de salarisspecificatie van december 2019 (€ 55.115,- loon voor Loonheffing verminderd met € 2.427,- uitbetaling ADV-uren);
- de draagkracht van de vrouw in 2020 van € 662,- per maand voor beide kinderen (€ 331,- per kind per maand). Deze draagkracht is gebaseerd op een netto besteedbaar inkomen van
€ 2.744,- per maand (inclusief een bedrag van € 3.596,- per jaar voor kindgebonden budget). De rechtbank is hierbij uitgegaan van het bruto jaarloon van € 32.968,- zoals vermeld in de jaaropgave 2019 van de vrouw;
- de totale draagkracht van partijen in 2020 van € 1.707,- per maand voor beide kinderen;
€ 198,- minus € 87,-) waardoor zij € 520,- per maand aan kosten van de kinderen draagt. Dat bedrag is dus niet beschikbaar om in haar levensonderhoud te voorzien en dient te worden afgetrokken van haar netto inkomen, aldus de vrouw.
- een bruto jaarloon van € 33.704,-, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting;
- een kindgebonden budget van € 3.547,- per jaar, dat is € 148,- per kind per maand;
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige1] van € 245,- per maand (te betalen kinderalimentatie
€ 87,- + zorgkosten € 158,-), met aftrek van € 148,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 97,- per maand;
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige2] van € 275,- per maand (eigen aandeel van 631,- min € 198,- ontvangen kinderalimentatie min € 158,- zorgkosten), met aftrek van € 148,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 127,- per maand.
Uitgaande van de netto behoefte van de vrouw van € 2.467,- per maand in 2020 leidt dit tot een aanvullende behoefte van € 210,- netto per maand, dat is € 409,- bruto per maand.
- een bruto jaarloon van € 33.704,-, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. De vrouw heeft geen recht meer op de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor [de minderjarige2] omdat [de minderjarige2] ouder is dan 12 jaar;
- een kindgebonden budget van € 3.892,- per jaar, dat is € 162,- per kind per maand;
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige1] van € 245,- per maand (te betalen kinderalimentatie
€ 87,- + zorgkosten € 158,-), met aftrek van € 162,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 83,- per maand;
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige2] van € 275,- per maand (eigen aandeel van 631,- min € 198,- ontvangen kinderalimentatie min € 158,- zorgkosten), met aftrek van € 162,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 113,- per maand.
Uitgaande van de netto behoefte van de vrouw van € 2.467,- per maand leidt dit tot een aanvullende behoefte van € 377,- netto per maand, dat is € 737,- bruto per maand.
Het hof heeft uit praktisch oogpunt de kinderalimentatie bedragen niet geïndexeerd.
12 jaar). De vrouw heeft dit niet betwist. Het hof houdt wel rekening met een kindgebonden budget aan de zijde van de man ( [de minderjarige1] is jonger dan 18 jaar) en brengt dat in mindering op het aandeel van de man in de kosten van de kinderen. De man heeft geen gegevens met betrekking tot zijn partner verstrekt en aldus de berekening van de vrouw waarin aan zijn kant rekening wordt gehouden met een kindgebonden budget onvoldoende gemotiveerd betwist.In 2020 bedroeg het kindgebonden budget
€ 2.609,- per jaar (€ 109,- per kind per maand). In 2021 bedroeg het kindgebonden budget
€ 2.882,- per jaar (€ 120,- per kind per maand).
1 september 2020:
- € 1.116,- per jaar aan eigenwoningforfait.
- € 954,- per jaar aan eigenwoningforfait (50%).
- € 32,- per maand eigen risico.
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige1] van € 386,- per maand (eigen aandeel van 631,- min
€ 87,- ontvangen kinderalimentatie min € 158,- zorgkosten), met aftrek van € 109,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 277,- per maand.
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige2] van € 356,- per maand (te betalen kinderalimentatie € 198,- + zorgkosten € 158,-), met aftrek van € 120,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 236,- per maand;
- een bijdrage in de kosten van [de minderjarige1] van € 386,- per maand (eigen aandeel van 631,- min
€ 87,- ontvangen kinderalimentatie min € 158,- zorgkosten), met aftrek van € 120,- per maand kindgebonden budget, zodat resteert € 266,- per maand.
1 januari 2021. Met deze bijdragen komt de vrouw financieel niet in een betere positie te verkeren dan de man.
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
1 januari 2021 een bijdrage van € 737,- per maand, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;