ECLI:NL:GHARL:2021:8101

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
21-002870-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

PGB-fraude en valsheid in geschrift met betrekking tot zorgdeclaraties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift, waarbij zij op declaratieformulieren voor zorg gefingeerde gewerkte uren en gereden kilometers had vermeld, nadat de zorgovereenkomst met de betrokken zorgbehoevende was beëindigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende de periode van 15 april 2016 tot en met 9 mei 2016 meermalen geschriften heeft vervalst, met als doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Dit besluit is genomen in het licht van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels hulp en begeleiding heeft aanvaard voor haar problemen. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de impact van haar daden op de sociale voorzieningen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002870-19
Uitspraak d.d.: 17 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 28 juni 2018 met parketnummer 18-830075-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 augustus 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het bestreden vonnis, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. E.M. Bakx, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 28 juni 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en ad informandum gevoegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 mei 2016 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- Urenbriefje(s) in verband met declaratie geleverde zorg in kader van PGB-budget (over de maanden januari 2016 tot en met april 2016) en/of
- Verklaring Omtrent het Gedrag d.d. 20 februari 2014,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
op die/dat Urenbriefje(s) fictief gewerkte uren en/of fictief gereden kilometers te vermelden en/of (vervolgens) die/dat Urenbriefje(s) te voorzien van een handtekening van [naam1] , en/of
die Verklaring Omtrent het Gedrag over te typen op naam van verdachte, en/of te voorzien van (ingescand/gekopieerd) logo van Ministerie van Veiligheid en Justitie en/of (vervolgens) te voorzien van een handtekening,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 15 april 2016 tot en met 9 mei 2016 te [plaats] meermalen een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- urenbriefjes in verband met declaratie geleverde zorg in kader van PGB-budget (over de maanden januari 2016 tot en met april 2016)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door op die urenbriefjes fictief gewerkte uren en fictief gereden kilometers te vermelden en vervolgens die urenbriefjes te voorzien van een handtekening van [naam1] ,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende meerdere maanden schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Aangever [naam1] heeft namens zijn moeder [naam2] op 12 oktober 2015 de zorgovereenkomst met verdachte beëindigd. Verdachte verleende vanaf maart 2015 vanuit een Persoonsgebonden Budget (hierna: PGB) zorg aan [naam2] . Verdachte beschikte nog over lege declaratieformulieren van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) en over een schriftelijk stuk met de handtekening van [naam1] . Verdachte heeft gedurende enkele maanden PGB-urenbriefjes ingevuld met fictieve uren en kilometers, deze met een vervalste handtekening van [naam1] ondertekend en bij de SVB ingediend. Zo werd ten onrechte de indruk gewekt dat de ingediende formulieren door de ondertekenaars waren opgemaakt, althans dat deze personen op de hoogte waren van de inhoud daarvan en daarmee akkoord waren. Vervolgens heeft verdachte ruim € 11.000,- ontvangen van de SVB, terwijl zij daar geen recht op had. Verdachte heeft op deze manier het vertrouwen dat instanties in de juistheid van dergelijke formulieren moeten kunnen stellen geschaad en verhinderd dat zij hun controlefunctie op adequate wijze konden uitvoeren. Bovendien heeft verdachte met haar handelen misbruik gemaakt van het systeem van sociale voorzieningen dat ervoor moest zorgen dat zorgbehoevenden zelf hun zorg konden inkopen.
Naast dit bewezenverklaarde feit heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan vier diefstallen die als ad informandum feiten zijn gevoegd. Verdachte nam steeds een winkelwagen vol met boodschappen mee uit de supermarkt zonder daarvoor te betalen. Hierdoor heeft zij de supermarkt voor een behoorlijk bedrag benadeeld. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte zal het hof ook deze feiten in de op te leggen straf meenemen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 juni 2021 volgt dat verdachte voorafgaand aan en na het plegen van het bewezenverklaarde meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is derhalve van toepassing.
Voorts wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken. De raadsvrouw heeft voorafgaand aan de zitting van het hof actuele informatie over de behandeling en begeleiding van verdachte verschaft. Het hof heeft acht geslagen op de toegezonden Pro Justitia rapportage van 11 september 2019, het reclasseringsadvies van 24 oktober 2019, een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 november 2019 en een e-mailbericht van de reclassering van 3 augustus 2021. Hieruit is op te maken dat verdachte de haar in het verleden vaak aangeboden en opgelegde begeleiding, behandeling en hulp in verband met de bij haar geconstateerde persoonlijkheids- en aanpassingsstoornissen inmiddels heeft aanvaard. Verdachte houdt zich aan de door de rechtbank NoordNederland bij vonnis van 21 november 2019 opgelegde bijzondere voorwaarden. Verdachtes klinische opname in de FPA is afgerond en verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht en de ambulante begeleiding van het Leger des Heils. Doordat verdachte zich positief ontwikkeld heeft is door de reclassering in overleg met de polikliniek FP besloten de ambulante behandeling af te ronden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof als uitgangspunt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, zoals door de rechtbank bepaald, passend en geboden. Een andere mildere straf doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. De namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden en overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep geven het hof evenwel aanleiding om deze gevangenisstraf van 5 maanden geheel voorwaardelijk op te leggen, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren. Deze voorwaardelijke straf dient ook als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 17 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.