In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Gemeente [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 november 2019. De Gemeente [X] had verzocht om compensatie van btw die zij had betaald voor re-integratietrajecten in de jaren 2013 tot en met 2016. De Inspecteur van de Belastingdienst had de jaarlijkse bijdragen uit het BTW-compensatiefonds vastgesteld, maar de Gemeente was van mening dat de volledige btw compensabel was en dat er een bindende afspraak was gemaakt over de compensatie.
Tijdens de zitting is besproken of er daadwerkelijk een bindende afspraak was gemaakt tussen de Gemeente en de Inspecteur. Het Hof concludeerde dat er wel degelijk een afspraak was gemaakt dat 80% van de btw op de re-integratietrajecten compensabel zou zijn. De Gemeente had tijdens een bespreking op 9 oktober 2017 ingestemd met deze regeling, en het Hof oordeelde dat de Gemeente gebonden was aan deze afspraak. Het Hof verwierp het standpunt van de Gemeente dat zij recht had op volledige compensatie, en oordeelde dat de Inspecteur redelijkerwijs mocht aannemen dat de Gemeente zich had gebonden aan de afspraak.
Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat de Gemeente recht heeft op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.500. De Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de Gemeente, die in totaal op € 2.666 werden vastgesteld. Het hoger beroep van de Gemeente werd ongegrond verklaard, maar de Inspecteur moest wel de kosten en schadevergoeding betalen.