Uitspraak
[verdachte] B.V.,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
dat een/of meer geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 399.605,04 en/of EUR 203.465,82) is/zijn aangewend ten behoeve van [verdachte] B.V.; en/of (vindplaats: AMB-060, paragraaf 7.2)
dat goodwill is overgedragen aan [verdachte] B.V.
Overweging met betrekking tot het bewijs
- Opzet ontbreekt bij verdachte. Voor wetenschap (en dus opzet) van verdachte is alleen de wetenschap van [betrokkene] van belang. [betrokkene] is bestuurder en enig aandeelhouder van verdachte en niemand van [bedrijf] had iets over verdachte te zeggen. Verdachte is niet aansprakelijk voor handelingen die verricht zijn door anderen voor de datum van oprichting van verdachte. [betrokkene] wist niets over de verhouding inkomsten-uitgaven bij [bedrijf] . Pas in februari/maart 2014 werd hij met de rekening courant [bedrijf] geconfronteerd. Verdachte had geen wetenschap dat het faillissement van [bedrijf] onvermijdelijk was.
- Uit de in de tenlastelegging opgenomen woorden “terwijl [bedrijf] in staat van faillissement verkeerde” volgt dat eventuele onttrekkingen voordat het faillissement van [bedrijf] op 31 juli 2014 werd uitgesproken niet ten laste zijn gelegd.
- Van onttrekking van een geldbedrag is geen sprake geweest. Uit de dossierstukken blijkt dat de vordering van verdachte op [bedrijf] € 200.834,00 bedroeg en dat die vordering volledig door verdachte aan [bedrijf] is betaald. Deze vordering is niet buiten het bereik en beheer van de curator gebracht.
- Van onttrekking van goodwill is evenmin sprake geweest. De interne lijst waar telefoonnummers van medewerkers op staan kan niet als ‘goodwill’ worden aangemerkt.
- Ook is niet gebleken dat klanten van [bedrijf] zijn overgegaan naar verdachte. De curator van [bedrijf] vond ook niet dat er goodwill is overgedragen. In zijn ogen was er in civielrechtelijke zin geen sprake van een onttrekking en hij heeft geen actio pauliana tegen verdachte ingesteld. Als de curator civielrechtelijk al geen mogelijkheden ziet kan strafrechtelijke faillissementsfraude, die wordt gebaseerd op datzelfde feitencomplex, niet bewezen worden verklaard.
- Het bestanddeel ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers’ kan niet worden bewezen. Eventuele wetenschap bij de bestuurders van [bedrijf] in april/begin mei 2014 houdt niet in dat verdachte dat toen ook wist of moest weten. Voor [bedrijf] was het zeer welkom dat een derde (verdachte) bereid was om een overeenkomst met [bedrijf] te sluiten en aldus de werknemers in te lenen en de gehuurde ruimte te gebruiken, zodat [bedrijf] met de vergoeding daarvoor haar kosten daarvan kon betalen. De schuldeisers van [bedrijf] zijn hierdoor niet benadeeld.
- er sprake is geweest van onttrekking van geld en/of goodwill uit de boedel van [bedrijf] ;
- die onttrekking kan worden toegerekend aan verdachte;
- verdachte opzet heeft gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers van [bedrijf] in het zicht van het faillissement van [bedrijf] .
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening.
Bewezenverklaring
dat een/of meergeldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 399.605,04 en/of EUR 203.465,82)is/zijnaangewend ten behoeve van [verdachte] B.V.; en/of (vindplaats: AMB-060, paragraaf 7.2)
dat goodwill is overgedragen aan [verdachte] B.V.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
geldboetevan
€ 30.000,00 (dertigduizend euro).
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: