Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader en [de minderjarige2] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder. Er geldt een reguliere zorgregeling waarbij de kinderen de ene week bij de moeder verblijven en de andere week bij de vader, waarbij het wisselmoment op zondag om 17:00 uur zal zijn bij de bushalte bij [naam1] .
5.De motivering van de beslissing
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
De vader heeft kort daarna – in december 2020 – de wens geuit om te verhuizen naar de omgeving van [plaats1] . De moeder hoefde zich hierover volgens de vader geen zorgen te maken, omdat het bemachtigen van een huis daar, en daarmee de verhuizing, nog jaren kon duren. Nog voordat de bestreden beschikking was gegeven op 23 maart 2021, heeft de vader zich echter per 1 maart 2021 ingeschreven in [woonplaats2] en is hij daarheen verhuisd. De moeder heeft nadat de bestreden beschikking is gegeven de vader te kennen gegeven dat onder deze gewijzigde omstandigheden nieuwe afspraken over de kinderen gemaakt moeten worden. De vader wil de afspraken echter houden zoals ze zijn. De moeder heeft daarop uiteindelijk hoger beroep ingesteld. Het gevolg is ondertussen dat [de minderjarige1] in de week dat hij bij de vader verblijft niet, en in de week dat hij bij de moeder verblijft wel naar school gaat. De moeder en de school merken dat [de minderjarige1] hierdoor achterstand oploopt en dat hij er moeite mee heeft dat de vaste structuur wordt doorbroken. Tot slot is er deze zomer uitvoering gegeven aan de vakantieregeling betreffende [de minderjarige1] . Hij is drie weken bij de vader geweest, maar op het moment van de wissel, het weekend voor de mondelinge behandeling, heeft de vader [de minderjarige1] niet gebracht bij de bushalte bij [naam1] . Het is vaker voorgekomen dat de vader zonder instemming van de moeder [de minderjarige1] langer bij zich houdt.