ECLI:NL:GHARL:2021:7813

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
TBS P21/0189
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van terbeschikkingstelling na positieve ontwikkeling en laag recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1969. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2021, die de terbeschikkingstelling met een jaar verlengde, vernietigd. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling, maar het hof oordeelde dat er geen redenen zijn om de maatregel voort te zetten. Het hof baseerde zijn oordeel op een update van het verlengingsadvies van de reclassering en de verklaring van een deskundige die ter zitting aanwezig was. Het recidiverisico was volgens de reclassering en de deskundige zodanig beperkt dat beëindiging van de terbeschikkingstelling verantwoord was.

Tijdens de zitting op 5 augustus 2021 werd de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, en de advocaat-generaal, mr. V. Smink. De terbeschikkinggestelde had hard gewerkt aan haar resocialisatie en was gemotiveerd om haar behandeling voort te zetten, ook na beëindiging van de maatregel. De advocaat-generaal steunde de beëindiging van de terbeschikkingstelling, wijzend op de afname van het recidiverisico en de goede regelingen voor behandeling en begeleiding die ook na beëindiging van de maatregel zouden blijven bestaan.

Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging van de terbeschikkingstelling vereiste. De terbeschikkingstelling was op 28 januari 2011 ingegaan en had inmiddels meer dan tien jaar geduurd. Het hof oordeelde dat de terbeschikkinggestelde de benodigde behandeling had aanvaard, wat had geleid tot een positieve ontwikkeling en een laag recidiverisico. Daarom werd de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen en werd de beslissing van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

TBS P21/0189
Beslissing d.d. 12 augustus 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2021, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg met een verklaring over de begeleiding overlegd door de raadsman;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van het instellen van beroep van de terbeschikkinggestelde van 8 maart 2021;
  • de appelschriftuur van 18 maart 2021;
  • de aanvullende informatie van GGZ Fivoor TBS Zuid van 16 juli 2021.
Het hof heeft ter zitting van 5 augustus 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en de advocaat-generaal mr. V. Smink.

Overwegingen:

Update verlengingsadvies van de reclassering d.d. 16 juli 2021 en de deskundige ter zitting
De reclassering adviseert de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen. De reclassering acht het niet langer noodzakelijk dat de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde binnen de maatregel wordt voortgezet. Verondersteld wordt dat levenslange behandeling en begeleiding noodzakelijk zal zijn, maar dat deze voldoende zijn geborgen zonder de maatregel van terbeschikkingstelling. De terbeschikkinggestelde toont zich gemotiveerd voor behandeling hetgeen wordt bevestigd door haar huidige behandelaar van de Forensische Polikliniek van GGZ Fivoor. De terbeschikkinggestelde heeft te kennen gegeven open te staan voor continuering van de huidige behandeling en inname van medicatie, ook na beëindiging van de maatregel. Zowel de behandelaren als GGZ Reclassering Fivoor zijn van mening dat, gezien de lage kans op recidive, het niet noodzakelijk is de resocialisatie voort te zetten in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling. Uit overleg met de begeleide woonvorm is tevens gebleken dat de terbeschikkinggestelde ook na beëindiging van de maatregel kan blijven wonen op de huidige locatie op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning welke zal worden aangevraagd na beëindiging van de maatregel.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en haar raadsman
De terbeschikkinggestelde en haar raadsman hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat beëindiging van de terbeschikkingstelling dient te volgen, aangezien de terbeschikkinggestelde hard heeft gewerkt om te komen waar zij nu is en de hulp die voor haar is opgezet aanvaard. De terbeschikkinggestelde ziet het nut en de noodzaak in van de hulp en begeleiding die zij momenteel krijgt. Zij zal hieraan blijven meewerken, ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat vernietiging van de beslissing van de rechtbank dient te volgen en dat beslist kan worden tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. Het recidiverisico is de afgelopen jaren sterk afgenomen, wat de verdienste van de terbeschikkinggestelde zelf is geweest. Op basis van de stukken kan worden geconcludeerd dat het recidiverisico kan worden ingeschat als laag.
Wel is de terbeschikkinggestelde de rest van haar leven aangewezen op behandeling en begeleiding. De begeleiding en behandeling is op het moment goed geregeld en zal niet wegvallen als de terbeschikkingstelling wordt beëindigd.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen. Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat derhalve de vordering van het openbaar ministerie dient te worden afgewezen.
De primaire doelstelling van de maatregel van terbeschikkingstelling is de beveiliging van de samenleving. De maatregel wordt opgelegd aan personen die een ernstig delict hebben gepleegd en bij wie ten tijde van het begaan van dat delict een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond die (mede) van invloed is geweest op het plegen van het delict. Behandeling van die stoornis is dan noodzakelijk om het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Ten tijde van het opleggen van de terbeschikkingstelling heeft de rechter een zodanig gevaar voor herhaling van ernstige delicten aanwezig geacht dat het opleggen van de maatregel noodzakelijk is bevonden. De terbeschikkingstelling is formeel ingegaan op 28 januari 2011 en loopt thans ruim tien jaren.
Het hof constateert op grond van de stukken en hetgeen bij het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen dat de terbeschikkinggestelde de benodigde behandeling en begeleiding heeft aanvaard, wat heeft geleid tot een positieve ontwikkeling en afname van het recidiverisico. Binnen het kader van de opgezette begeleiding en hulp wordt in gestructureerde omstandigheden en bij continuering van de inname van medicatie het recidiverisico als laag ingeschat. In het advies van GGZ Reclassering Fivoor van 16 juli 2021 wordt anders dan bij de rechter thans eveneens geadviseerd tot beëindiging van de terbeschikkingstelling, nu gelet op het lage recidiverisico het niet noodzakelijk is dat verdere resocialisatie plaatsvindt binnen het kader van de terbeschikkingstelling. De terbeschikkinggestelde kan ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling in de huidige begeleide woonvorm blijven wonen in afwachting van een indicatie op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast stelt de terbeschikkinggestelde zich begeleidbaar op en wordt de behandeling binnen Fivoor gecontinueerd.
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat in de gegeven omstandigheden het recidiverisico is teruggebracht tot een zodanig beperkt niveau dat het verantwoord is de terbeschikkingstelling te beëindigen.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde] .
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en dr. I. Troost en drs. D.M.L. Versteijnen als raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé als griffier,
en op 12 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
mr. W.A. Holland en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.