ECLI:NL:GHARL:2021:781

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
21-006845-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweer en noodweerexces in een zaak van zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor zware mishandeling, poging tot zware mishandeling en mishandeling, met betrekking tot een incident dat plaatsvond op 20 april 2016. Het hof heeft vastgesteld dat er drie fases van geweld waren, waarbij de verdachte in een reactie op een aanvallende actie van de aangever, met een glas heeft geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de aangever. Het hof oordeelde dat het beroep op noodweer in de eerste fase niet slaagde, maar dat de verdachte in de tweede fase handelde vanuit een hevige gemoedsbeweging, wat leidde tot een geslaagd beroep op noodweerexces. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, terwijl het meer subsidiair bewezenverklaarde als niet strafbaar werd gekwalificeerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006845-17
Uitspraak d.d.: 26 januari 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen
op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland
van 8 december 2017 met parketnummer 16-652262-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
3 jaren, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 2.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 20 april 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten (een) (snij)wond(en) in het gelaat/gezicht welke (een) (zichtba(a)r(e)) (blijvend(e) litteken(s) in het gelaat/gezicht heeft/hebben veroorzaakt), heeft toegebracht, door deze [benadeelde partij] opzettelijk vast te pakken en/of (met kracht) met een glas tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of (vervolgens) (met kracht) die [benadeelde partij] (bij het poolcentrum) naar binnen te trekken en/of op de grond te gooien/trekken en/of (vervolgens) die [benadeelde partij] (meerdere malen) (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag);
subsidiairhij op of omstreeks 20 april 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en/of (met kracht) met een glas tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) die [benadeelde partij] (bij het poolcentrum) naar binnen heeft getrokken en/of op de grond heeft gegooid/getrokken en/of (vervolgens) die [benadeelde partij] (meerdere malen) (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiairhij op of omstreeks 20 april 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [benadeelde partij] heeft vastgepakt en/of (met kracht) met een glas tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) die [benadeelde partij] (bij het poolcentrum) naar binnen heeft getrokken en/of op de grond heeft gegooid/getrokken en/of (vervolgens) (meerdere malen) (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt (terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag), waardoor voornoemde [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden

Op grond van de processtukken, waaronder de camerabeelden van het incident, in het bijzonder het vijfde bestand, nr. “…-160419-223000-224457-…”, op de dvd voorzien van de tekst “verd. [verdachte] 2016120068 mishandeling”, en het verhandelde ter zitting van het hof d.d. 12 januari 2021 stelt het hof de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 april 2016 doet zich in de nachtelijke uren, rond sluitingstijd, bij de ingang van het poolcentrum, gevestigd te [plaats] , [adres] , alwaar verdachte werkzaam is, een incident voor tussen verdachte en aangever [benadeelde partij] (hierna te noemen: aangever). In dit incident zijn drie elkaar in korte tijd opeenvolgende fases te onderscheiden.
De eerste fase
Verdachte staat bij/voor de ingang van het poolcentrum, rookt daar een sigaret en drinkt daar uit een glas een drankje. Aangever en een vriend, getuige [getuige] , stappen op verdachte af en willen het poolcentrum binnengaan. Er vindt buiten bij de deur van de ingang van het poolcentrum dan gedurende meerdere minuten een woordenwisseling plaats tussen verdachte en aangever. Verdachte oogt daarbij rustig en relaxt. Er is in zijn gedrag geen dreigende of gewelddadige lading te constateren. Verdachte houdt daarbij het glas ontspannen in zijn rechterhand vast. Zichtbaar is dat aangever zich aan verdachte opdringt, hoofd aan hoofd gaat staan, omdat hij koste wat kost naar binnen wil om sigaretten in het poolcentrum te kunnen halen. Verdachte wil dat niet, omdat het sluitingstijd is, en maakt dat meermalen duidelijk aan aangever. De spanning loopt daarop tussen hen op, waarbij verdachte nog steeds rustig en relaxt oogt. Deze attitude van verdachte houdt stand tot het moment dat aangever verdachte in de deuropening onverwachts en zonder concrete directe aanleiding naar de keel vliegt, waardoor beiden, verdachte achterwaarts en aangever voorwaarts bewegend, in het poolcentrum belanden. Hierop reageert verdachte heftig en komt hij in gewelddadige modus terecht. In deze gewijzigde gemoedstoestand pakt verdachte aangever met zijn linkerhand vast en slaat hij aangever met zijn rechterhand, waarin zich nog het glas bevindt, tegen het gezicht. Het glas breekt in het gezicht van aangever, waardoor hij een forse slagaderlijke bloeding en meerdere snijwonden in het gezicht oploopt. Deze snijwonden hebben uiteindelijk geleid tot zichtbare blijvende littekens in het gezicht van aangever. Dit letsel vormt in juridische zin zwaar lichamelijk letsel.
De tweede fase
Vervolgens trekt verdachte in zijn buiten zinnen geraakte gemoedstoestand in één doorgaande beweging, direct volgend op het slaan met het glas, aangever met kracht het poolcentrum (verder) binnen, gooit/trekt hem op de grond en schopt hem dan eenmaal (met kracht) tegen het linker scheenbeen. Hierna loopt verdachte, buiten zinnen zijnde, naar buiten.
De derde fase
Korte tijd later wil verdachte het poolcentrum weer binnengegaan, waarbij hij aangever in de deuropening op de grond aantreft, die daar probeert op te staan. Verdachte verricht dan
- afgezien van na te melden been-/kniebeweging tegen aangever aan - geen gewelddadige handelingen meer ten opzichte van aangever en oogt weer rustiger dan daarvoor.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof acht niet bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde zware mishandeling heeft begaan, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd heeft betrekking op de drie fases, zoals deze hiervoor bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden nader zijn omschreven. Hierna zullen deze drie fases nader besproken worden.
Met betrekking tot de eerste fase
Op grond van de hierboven met betrekking tot de eerste fase vastgestelde feiten en omstandigheden acht het hof verdachtes lezing dat hij, toen aangever hem in een - naar zich aanvankelijk liet aanzien – beheersbaar conflict plotseling naar de keel is gevlogen, in een reflex heeft gereageerd en zich in die reflex niet heeft gerealiseerd dat hij in de hand waarmee hij aangever een slag toebracht een glas hield, aannemelijk geworden. Nu in zoverre geen sprake is geweest van bewust handelen van verdachte, heeft verdachte geen opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Met betrekking tot de tweede fase
Voorts heeft het hof geen enkel aanknopingspunt gevonden en acht het hof dan ook niet bewezen dat verdachte aangever, nadat hij hem na het slaan met het glas met kracht het poolcentrum (verder) naar binnen had getrokken en op de grond had gegooid/getrokken, (met kracht) tegen het
hoofdheeft geschopt. Wel acht het hof bewezen dat verdachte aangever toen eenmaal (met kracht) tegen het linker scheenbeen heeft geschopt, hetgeen correspondeert met het letsel dat op het linker scheenbeen van aangever is aangetroffen, te weten een schaafwondje met onderliggend een bloeduitstorting van circa 3 x 4 cm. Naar het oordeel van het hof levert genoemd letsel echter in juridische zin geen
zwaarlichamelijk letsel op.
Met betrekking tot de derde fase
Ten slotte is op genoemde camerabeelden te zien, en wel als deze
op vertraagde snelheidworden afgespeeld, dat verdachte - toen hij na het schoppen tegen het linker scheenbeen van aangever naar buiten was gelopen en op enig moment het poolcentrum weer binnen wilde gaan, waarbij aangever in de deuropening van het poolcentrum op handen en knieën met een fors bloedend gezicht op de grond zat en probeerde op te staan - aangever
niettegen het lichaam heeft geschopt, maar eenmaal met zijn rechter been/knie een schuifbeweging naar rechts heeft gemaakt, waarbij hij aangever heeft geraakt. Dit rijmt ook met de bloedvlekken die op de buitenzijde van de rechter broekspijp van verdachte zijn aangetroffen. Door deze been-/kniebeweging is aangever als het ware aan de kant geduwd, waardoor de ingang vrij kwam, waarna verdachte het poolcentrum binnen is gegaan. Derhalve acht het hof niet bewezen dat verdachte aangever hierbij tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geschopt.

Vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde

Het hof acht evenmin bewezen dat verdachte de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan, zodat verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Hetgeen verdachte subsidiair is ten laste gelegd heeft eveneens betrekking op de drie fases, zoals deze hiervoor bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden nader zijn omschreven. Hierna zullen deze drie fases nader besproken worden.
Met betrekking tot de eerste fase
Hetgeen hiervoor bij de vrijspraak van het primair tenlastegelegde is overwogen ter zake van de eerste fase, geldt mutatis mutandis ook voor het subsidiair tenlastegelegde, in die zin dat het hof niet bewezen acht dat verdachte bewust het voornemen heeft gehad om aangever, door hem met een glas tegen het gezicht te slaan, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Met betrekking tot de tweede fase
Hetgeen hiervoor bij de vrijspraak van het primair tenlastegelegde is overwogen ter zake van de tweede fase, geldt mutatis mutandis ook voor het subsidiair tenlastegelegde, in die zin dat het hof geen enkel aanknopingspunt heeft gevonden en dan ook niet bewezen acht dat verdachte aangever, nadat hij hem na het slaan met het glas met kracht het poolcentrum (verder) naar binnen had getrokken en op de grond had gegooid/getrokken, (met kracht) tegen het
hoofdheeft geschopt. Evenmin acht het hof bewezen dat aangever op een zodanige wijze en met een zodanige intensiteit door verdachte op zijn scheenbeen is geschopt dat daaruit kan worden afgeleid dat bij verdachte het opzet heeft bestaan, ook niet in voorwaardelijke vorm, tot het toebrengen van
zwaarlichamelijk letsel.
Met betrekking tot de derde fase
Hetgeen hiervoor bij de vrijspraak van het primair tenlastegelegde is overwogen ter zake van de derde fase, geldt mutatis mutandis ook voor het subsidiair tenlastegelegde, in die zin dat het hof niet bewezen acht dat verdachte aangever tegen het hoofd en/of het lichaam heeft
geschopt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
meer subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 april 2016 te [plaats] opzettelijk mishandelend [benadeelde partij] heeft vastgepakt en (met kracht) met een glas tegen het gezicht heeft geslagen en vervolgens met kracht die [benadeelde partij] (bij het poolcentrum) naar binnen heeft getrokken en op de grond heeft gegooid/getrokken en vervolgens met kracht tegen het lichaam heeft geschopt terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag, waardoor voornoemde [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door de verdediging is een beroep gedaan op noodweer. De raadsvrouw heeft onder meer naar voren gebracht dat verdachte zich op het standpunt stelt dat hij zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich mocht verdedigen.
Met betrekking tot het beroep op noodweer
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden acht het hof aannemelijk geworden dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de kant van aangever waartegen hij zich mocht verdedigen. Verdachte heeft hierbij echter de grenzen van de noodzakelijke zelfverdediging overschreden. Gezien de medische verklaring betreffende het ernstige letsel dat aangever hierdoor heeft opgelopen, waarvan het hof reeds hiervoor heeft vastgesteld dat het zwaar lichamelijk letsel oplevert, acht het hof voormeld handelen van verdachte disproportioneel. Hij had anders kunnen en moeten handelen dan hij heeft gedaan. Zo had hij bijvoorbeeld na de aanranding van aangever, waarbij verdachte naar achteren het poolcentrum in werd geduwd, verder achteruit kunnen lopen, nu uit voormelde camerabeelden is gebleken dat daar meer dan genoeg ruimte voor was. Of verdachte had aangever van zich af kunnen duwen nu hij deze reeds met zijn linkerhand vast had dan wel één of meer van de omstanders om hulp kunnen vragen. In elk geval had verdachte minder ernstig geweld kunnen c.q. behoren te gebruiken om de wederrechtelijke aanranding te beëindigen c.q. doorstaan. Uit het vorenstaande volgt dat ter zake van genoemd handelen van verdachte het beroep op noodweer faalt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is tevens een beroep gedaan op noodweerexces. De raadsvrouw heeft onder meer naar voren gebracht dat verdachte zich op het standpunt stelt dat hij bij het verrichten van zijn verdedigingshandelingen enkel noodzakelijk en geboden geweld heeft gebruikt en aldus de vereisten betreffende subsidiariteit en proportionaliteit in acht heeft genomen.
Het hof overweegt met betrekking daartoe als volgt.
Met betrekking tot het beroep op noodweerexces ter zake van de eerste fase
Het hof acht aannemelijk geworden dat het vastpakken van aangever door verdachte met de ene hand en het slaan met het glas tegen het gezicht van aangever met zijn andere hand, het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van aangever werd veroorzaakt en dat hij, verdachte, kennelijk door zijn paniek- en angstgevoelens van dat moment niet de tijd en de rust heeft gehad om anders te handelen dan hij heeft gedaan. Hieruit volgt dat ter zake van het vastpakken van aangever door verdachte met de ene hand en het slaan met het glas tegen het gezicht van aangever met zijn andere hand het beroep op intensief noodweerexces doel treft.
Met betrekking tot het beroep op noodweerexces ter zake van de tweede fase
Voorts acht het hof aannemelijk dat het met kracht aangever het poolcentrum (verder) binnen trekken, het op de grond gooien/trekken van aangever en hem eenmaal (met kracht) tegen het linker scheenbeen schoppen, is veroorzaakt door de boosheid bij verdachte die
- gecombineerd met angst - als direct gevolg kan worden beschouwd van het naar de keel vliegen van verdachte door aangever alsook de daaraan voorafgaand grimmiger wordende en van de zijde van aangever opdringerige houding. Weliswaar was het gevaar door ingrijpen van verdachte zelf geweken - en daarmee de noodweersituatie beëindigd - maar het hof acht aannemelijk dat bij verdachte - die onverwachts en ongewild werd geconfronteerd met reëel en plotseling geweld door middel van het naar zijn keel vliegen - sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging en dat hij onmiddellijk vanuit die gemoedsbeweging (na het slaan met het glas) aangever (vervolgens) nog met kracht het poolcentrum (verder) heeft binnen getrokken, hem op de grond heeft gegooid/getrokken en hem eenmaal (met kracht) tegen het linker scheenbeen heeft geschopt. Het hof is van oordeel dat met betrekking tot deze handelingen van verdachte sprake is van extensief noodweerexces.
Het beroep op noodweerexces slaagt derhalve, zodat verdachte niet strafbaar is en hij ter zake van het
meer subsidiairtenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.300,04. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.300,04. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Nu aan de verdachte ter zake van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl ter zake daarvan evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 26 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.A. Versteeg en mr. R.R.H. Laurens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.