In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2017. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die in verband wordt gebracht met hennepteelt. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 18.915,42 wordt geschat, en legt de betrokkene de verplichting op om € 18.914,00 aan de Staat te betalen. Daarnaast is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 756 dagen.
De betrokkene had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld op € 15.191,36. Het hof heeft de eerdere beslissing vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof zich niet kon verenigen met de eerdere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de schatting gebaseerd op een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie en heeft vastgesteld dat de betrokkene financieel voordeel heeft verkregen uit hennepteelt die vóór 23 september 2015 heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden, maar dat dit geen gevolgen heeft voor de beslissing in de ontnemingsprocedure. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. R.R.H. Laurens, die buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.