In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een belastingaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016, waarbij belanghebbende een bedrag van € 9.211 als aftrek heeft opgevoerd onder de noemer 'Restant persoonsgebonden aftrek'. De Inspecteur heeft deze aftrek niet gehonoreerd, wat heeft geleid tot een rechtsgang.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij de Inspecteur verweer heeft gevoerd. Het Hof heeft vastgesteld dat de kosten met betrekking tot een eigen woning alleen aftrekbaar zijn in het jaar waarin zij zijn betaald, conform artikel 3.120 van de Wet IB 2001. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de kosten betrekking hebben op in 2009/2010 betaalde hypotheekrente, maar het Hof heeft geoordeeld dat deze kosten niet in 2016 voor aftrek in aanmerking komen.
Daarnaast heeft belanghebbende een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar het Hof heeft geoordeeld dat het niet bevoegd is deze toe te passen. Het Hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.