ECLI:NL:GHARL:2021:769

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
21-001872-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van een politieagent met wederspannigheid in het kader van een aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor belediging en bedreiging van een politieagent, alsook voor wederspannigheid tijdens zijn aanhouding op 19 november 2017. De verdachte heeft de agent beledigd door kwetsende woorden te uiten en heeft hem bedreigd met geweld. Tijdens de aanhouding heeft de verdachte zich verzet tegen de politieagent, wat heeft geleid tot de tenlastelegging van wederspannigheid. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met bijzondere voorwaarden. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft de ernst van de feiten en het gebrek aan respect van de verdachte jegens de politie in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor strafbare feiten, maar heeft sinds de onderhavige feiten geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, mits de verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden houdt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001872-18
Uitspraak d.d.: 26 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 maart 2018 met parketnummer 18-255489-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-050530-16, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 11 juli 2019 en 12 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 en oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren met oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen maar in plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf een taakstraf te gelasten voor de duur van 120 uren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. Schwab, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "ik neuk je dochter" en/of "ik neuk je moeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "Agenten, agenten. Mijn bloed ga ik vergelden met bloed van een ander en dat doe ik bij degene die naast mij staat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van feit 2

Door de raadsvrouw is ter zitting van het hof betoogd, dat hoewel aangever [naam1] heeft verklaard dat verdachte alle tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit, zijn collega [naam2] slechts heeft gehoord dat verdachte tegen [naam1] zei: “Agenten agenten luister, mijn bloed ga ik vergelden met het bloed van
jullie”. Hieruit kan worden geconcludeerd dat verdachte niet tegen [naam1] persoonlijk zijn dreigende woorden uitte maar hij dit meer in zijn algemeenheid heeft gezegd. De raadsvrouw verzoekt daarom om vrijspraak.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof baseert de bewezenverklaring in de eerste plaats op de verklaring van [naam1] . [naam1] is de verbalisant die verdachte heeft aangehouden. Dit gebeurde tijdens een hectische situatie op straat tijdens de nachtelijke uren in het uitgaansgebied van [plaats] . Op het moment dat verdachte de bewuste bewoordingen gebruikte, was [naam1] degene die het dichtst bij verdachte stond. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van zijn, mede in een door [naam1] op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal vastgelegde, verklaring te twijfelen. Dat zijn collega [naam2] , die ook in de buurt - maar iets verderop - stond, over de door verdachte geuite bewoordingen inhoudelijk in iets algemenere zin heeft verklaard doet daar niet aan af. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 19 november 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "ik neuk je dochter" en "ik neuk je moeder".
2.
hij op 19 november 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "Agenten, agenten. Mijn bloed ga ik vergelden met bloed van een ander en dat doe ik bij degene die naast mij staat".
3.
hij op 19 november 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich voor, tijdens en na zijn aanhouding schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging van de politieagent die de aanhouding verrichtte en aan wederspannigheid. Dit gebeurde tijdens een onrustige, hectische situatie in de nachtelijke uren in het uitgaansgebied van [plaats] . De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de betreffende agent, heeft hem en zijn collega’s belemmerd in hun werk en de agent in zijn eer en goede naam aangetast. Door hem te bedreigen heeft hij gevoelens van angst bij de agent teweeggebracht.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 november 2020 blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten. Het hof heeft bij de strafoplegging tevens acht geslagen op de inhoud van een rapport van de reclassering d.d. 25 februari 2020.
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting van het hof verzocht af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat – kort gezegd – verdachte zijn leven momenteel op de rit heeft. Hij is sinds de onderhavige feiten niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie. Het hof ziet in het voorgaande reden om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en conform het standpunt van de advocaat-generaal in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand op te leggen. Het hof acht deze straf passend en geboden. Het hof acht het in het geval van verdachte – in tegenstelling tot wat de raadsvrouw hieromtrent naar voren heeft gebracht – wel aangewezen om bijzondere voorwaarden, zoals uiteengezet in het dictum, op te leggen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 juni 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, parketnummer 18-050530-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd om in plaats van een gevangenisstraf, een taakstraf te gelasten.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de betrokkene verplicht is zich binnen tien dagen na onherroepelijk worden van dit arrest te melden bij de Reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Oostergoweg 6 te Leeuwarden. Betrokkene blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de betrokkene indien de reclassering dit nodig acht gedurende de volledige proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie agressie regulatie training of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De betrokkene houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de betrokkene zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de betrokkene verboden is gedurende de volledige proeftijd alcohol te gebruiken zolang de reclassering dit nodig acht en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek of urineonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 juni 2016 met parketnummer 18-050530-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 26 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.