In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de dochter van betrokkene om de bewindvoerder en de mentor te ontslaan. De dochter, die als mantelzorger fungeert, was van mening dat de bewindvoerder en de mentor niet voldoende ondersteuning boden aan haar dementerende moeder, betrokkene. De dochter had zeven grieven ingediend tegen de beschikking van de kantonrechter van 27 januari 2021, waarin haar verzoeken waren afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de dochter, de zoon, en vertegenwoordigers van de bewindvoerder en mentor aanwezig waren. Betrokkene zelf was niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de dochter onvoldoende gewichtige redenen heeft aangevoerd om de bewindvoerder en mentor te ontslaan. De dochter stelde dat de bewindvoerder te lang had gewacht met het starten van zijn werkzaamheden en dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan. Ook voerde zij aan dat de mentor niet opkwam voor de wensen van betrokkene. Het hof oordeelde echter dat de bewindvoerder en mentor hun taken zorgvuldig uitvoerden en dat de belangen van betrokkene voorop stonden. De relatie tussen de dochter en de zoon werd als problematisch ervaren, wat ook een rol speelde in de beslissing van het hof. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.