ECLI:NL:GHARL:2021:767

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
21-003246-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schennis van de eerbaarheid en ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats en voor het ertoe bewegen van minderjarigen om getuige te zijn van ontuchtige handelingen. De feiten vonden plaats in 2018, waarbij de verdachte zich in de nabijheid van minderjarigen onzedelijk gedroeg. Het hof legt een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. De verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar het hof acht de subsidiaire en andere tenlasteleggingen wel bewezen. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafoplegging. Het hof benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en stelt dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003246-19
Uitspraak d.d.: 27 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juni 2019 met parketnummer 18-930118-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 oktober 2020 en 13 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde feiten en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan een ambulante behandeling en een klinische behandeling voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dat noodzakelijk acht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P. Keijzer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van de onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank teruggave gelast van de inbeslaggenomen goederen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
verdachte op of omstreeks 24 juli 2018, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , één of meerdere personen, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte in een kleedruimte van een (camping)zwembad in het zicht en/of ten overstaan van een tweetal jongens, in elk geval één of meerdere personen, in de leeftijd van (respectievelijk) 7 jaar en/of 11 jaar, zichzelf afgetrokken;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 24 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten de kleedruimte van een (camping)zwembad, terwijl een ander of anderen, te weten één of meerdere personen in de leeftijd van (respectievelijk) 7 jaar en/of 11 jaar, daarbij hunner/zijns ondanks tegenwoordig was/waren, door zichzelf in hun/zijn zicht en/of ten overstaan van voornoemde jongen(s) af te trekken;
2. primair
verdachte op of omstreeks 4 juli 2018, te [plaats 2] , (althans) in de gemeente [gemeente 2] , één of meerdere personen, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte in de bosschages nabij en/of direct naast de mountainbikeroute bij de [plas] in het zicht en/of ten overstaan van een viertal jongens, in elk geval één of meerdere personen, in de leeftijd van (respectievelijk) 13 jaar en/of 14 jaar, zichzelf afgetrokken;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 4 juli 2018 te [plaats 2] zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in de bosschages nabij en/of direct naast de mountainbikeroute bij de [plas] , met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden en/of zich heeft afgetrokken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1 primair

Ter terechtzitting van het hof heeft de verdediging vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ van seksuele handelingen, er sprake dient te zijn van een actieve gedraging om de aandacht van de jeugdige te trekken. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is er volgens de verdediging geen sprake geweest van oogcontact tussen verdachte en de twee jongens. Los daarvan kan enkel oogcontact, zonder voorafgaande aandachttrekking om dat oogcontact tot stand te brengen, bezwaarlijk worden uitgelegd als ‘bewegen tot’.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht leidt het hof af dat deze bepaling beoogt bescherming te bieden aan minderjarigen tegen schadelijke gevolgen op en schreefgroei in de persoonlijke en seksuele ontwikkeling. Niet is vereist dat het kind zelf actief participeert in de seksuele handelingen waarvan hij of zij getuige is. Het met ontuchtig oogmerk confronteren van het kind met seksuele handelingen volstaat. Het bestanddeel "ertoe bewegen" in de delictsomschrijving van genoemd artikel impliceert een actieve gedraging gericht op het brengen van het kind tot het getuige zijn van seksuele handelingen.
In het dossier bevinden zich een dvd met camerabeelden die op 24 juli 2018 in de kleedruimte bij het campingzwembad in [plaats 1] zijn gemaakt en een proces-verbaal bevindingen d.d. 26 juli 2018 met een gedetailleerde beschrijving van hetgeen op die beelden te zien is. Hieruit blijkt - kort en zakelijk weergegeven - dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte zich op enig moment in een kleedkamer bevindt tezamen met twee jongens. Verdachte staat hooguit drie meter van hen af. Hij staat achter de jongens, ongekleed en ook zonder zwembroek, maakt afdrogende bewegingen met zijn handdoek en pakt daarbij met zijn rechterhand zijn geslachtsdeel vast. Hij staat daarbij met zijn ontbloot onderlichaam in de richting van de beide jongens. Terwijl de jongens hun zwembroek uittrekken is te zien dat verdachte zijn handdoek in zijn linkerhand heeft en zijn rechterhand gaat een aantal malen op en neer in de directe omgeving van zijn geslachtsdeel. Vervolgens maakt hij afdrogende bewegingen over zijn bovenlichaam. Zijn ontblote onderlichaam en zijn geslachtsdeel zijn daarbij duidelijk te zien. Staande in de richting van de jongens raakt hij daarbij nog een keer met zijn rechterhand zijn geslachtsdeel aan. Hij maakt duidelijk aftrekkende bewegingen en zijn lichaam is nog steeds gericht naar de jongens toe. Een van de beide jongens kijkt in de richting van verdachte.
Het hof overweegt dat uit de beelden niet blijkt dat verdachte - anders dan vlakbij de jongens te gaan staan - op enige manier contact heeft gezocht met de jongens in de kleedkamer. Hij heeft de jongens niet aangesproken of op een andere manier geprobeerd de aandacht te trekken. Eén van de jongens heeft even een blik op verdachte geworpen maar er is geen enkele reactie zichtbaar waaruit is op te maken dat hij daadwerkelijk heeft waargenomen wat verdachte op dat moment aan het doen was. Derhalve kan het bestanddeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ niet bewezen worden. Het hof spreekt verdachte dan ook vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs feit 2 primair

Ter terechtzitting van het hof heeft de verdediging vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de herkenning van verdachte als degene die door de aangevers bij de [plas] is gezien niet volgt uit de verklaring van aangevers zelf, maar uit de getuigenverklaring van getuige [getuige] , de vader van een van de aangevers. Het tonen van een verouderde foto aan aangevers door de getuige [getuige] heeft niet plaatsgevonden door of in aanwezigheid van de politie. Aangevers hadden de foto van verdachte al gezien toen zij aangifte deden bij de politie. De herkenning van verdachte op basis van een verouderde foto is dermate ondeugdelijk dat deze van het bewijs dient te worden uitgesloten. Daarnaast kan het bestanddeel ‘ertoe bewegen getuige te zijn’ in het primair tenlastegelegde niet bewezen worden.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 3] en [aangever 4] , allen in de leeftijd van 13 dan wel 14 jaar oud, hebben op 11 juli 2018 aangifte gedaan van een incident op 4 juli 2018. Zij waren die middag aan het mountainbiken bij de [plas] te Assen. Daar hebben zij – kort samengevat – gezien dat een man zich stond af te trekken in de bosschages naast de mountainbikeroute. De aangevers hebben alle vier een signalement opgegeven van de man.
Uit het stamproces-verbaal (proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2018) en uit de aangiftes van [aangever 1] en [aangever 3] blijkt dat zij nog dezelfde middag van 4 juli 2018 op de parkeerplaats bij de [plas] toezichthouders van de gemeente hebben aangesproken en hun verhaal hebben gedaan. Toen aangever [aangever 4] thuis kwam en het verhaal vertelde aan zijn vader, getuige [getuige] , gaf hij ook een signalement van de man die hij had gezien bij de [plas] . Het ging om een blanke man van ongeveer 60 jaar oud, ongeveer 1,70 meter lang, kort grijs haar met een snor. Uit de verklaring van getuige [getuige] d.d. 18 juli 2018 blijkt dat de moeder van [aangever 4] direct moest denken aan verdachte, een ver familielid. Daarop hebben de ouders van [aangever 4] hem een foto van verdachte van 14 jaar geleden getoond. Thijs zei toen direct: "Volgens mij is het hem". Daarna is de foto via WhatsApp naar de andere drie aangevers gestuurd met de vraag of ze de man herkenden. Twee van de drie aangevers zeiden dat het heel goed zou kunnen dat het hem was.
Anders dan de verdediging ziet het hof in de gang van zaken rond het tonen van de verouderde foto aan aangevers geen reden om de herkenning van verdachte op basis van die foto uit te sluiten van het bewijs. Van belang in dit verband acht het hof dat die herkenning van verdachte niet op zichzelf staat, maar ook steun vindt in andere bewijsmiddelen in het dossier. Zo wordt geconstateerd dat bij vergelijking van de foto van verdachte uit - zo begrijpt het hof - 2004 [1] met de foto van verdachte op de Informatiestaat SKDB van 12 januari 2021, nog steeds sprake is van een sprekende gelijkenis en een overeenkomend signalement. Voorts komt het signalement dat de vier jongens hebben gegeven - in grote lijnen - overeen met hetgeen de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en hun collega [verbalisant 3] die middag hebben waargenomen. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateren in hun processen-verbaal van bevindingen dat de man die zij bij de [plas] zagen fietsen duidelijk leek op de foto die zij op het bureau van verdachte [verdachte] hadden gezien. Ook zagen zij dat de man een kort strak zwembroekje droeg, een zogenaamde "speedo" of " ballenknijper". Dit komt overeen met de verklaringen van de vier aangevers, die ook over een dergelijk zwembroekje hebben verklaard.
Het hof acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest waarover de aangevers hebben verklaard. Het hof verwerpt het verweer.
Ertoe bewegen getuige te zijn
Het hof overweegt dat alle vier de aangevers hebben verklaard dat verdachte hen aankeek terwijl hij zich aftrok. De aangevers fietsten langs verdachte, maakten een ‘U-bocht’ en fietsten zodoende na die bocht wederom langs verdachte. Aangever [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat toen hij langs verdachte fietste, verdachte hem aankeek en met zijn hele lijf naar de jongens toedraaide. Aangever [aangever 3] en aangever [aangever 1] hebben verklaard dat verdachte met hen meedraaide. Aangever [aangever 1] verklaarde tevens dat verdachte echt wilde dat hij het zag. Het hof overweegt dat het aankijken en het meedraaien met de jongens actieve gedragingen zijn, gericht op het brengen van de jongens tot het getuige zijn van seksuele handelingen. Daarmee acht het hof het bestanddeel ‘ertoe bewegen getuigen te zijn’ bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij op 24 juli 2018 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten de kleedruimte van een campingzwembad, terwijl anderen, te weten personen in de leeftijd van 7 jaar en 11 jaar, daarbij hunner ondanks tegenwoordig waren, door zichzelf ten overstaan van voornoemde jongens af te trekken;
2. primair
verdachte op 4 juli 2018, te [plaats 2] , in de gemeente [gemeente 2] , meerdere personen, van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte in de bosschages naast de mountainbikeroute bij de [plas] in het zicht en ten overstaan van een viertal jongens, in de leeftijd van 13 jaar en 14 jaar, zichzelf afgetrokken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
een persoon, van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van ontuchtige handelingen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats door zich af te trekken in de kleedkamer van een zwembad, terwijl daar twee jongens van 7 en 11 jaar oud aanwezig waren. Daarnaast heeft verdachte zich afgetrokken bij de [plas] terwijl vier jongens van 13 en 14 jaar langsfietsen en van de seksuele handelingen van verdachte getuige waren. Dergelijk gedrag wordt als aanstootgevend beschouwd en is in strijd met de publieke moraal. Het kan voor omstanders, en met name kinderen, heel overrompelend en beangstigend zijn om plotseling te worden geconfronteerd met een persoon met een ontbloot geslachtsdeel, zeker wanneer daar ook nog seksuele handelingen bij worden verricht. Dergelijke handelingen kunnen een ongewenste en schadelijke invloed hebben op de seksuele ontwikkeling van (in dit geval) jonge kinderen. Met deze mogelijke gevolgen heeft verdachte blijkbaar geen rekening gehouden.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 december 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij binnen de proeftijd van een eerdere veroordeling wegens een soortgelijk feit is gerecidiveerd.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 6 januari 2021. Daaruit blijkt - kort en zakelijk weergegeven - dat verdachte jarenlang niet ontvankelijk is gebleken voor het veranderen van zijn gedrag, aangezien hij geen problemen ervaart en zijn gedragingen ontkent. Drie ambulante behandelpogingen zijn mislukt door een gebrek aan responsiviteit. Verdachte is erg vermijdend en er is een patroon zichtbaar van het geven van enige openheid wanneer verdachte bij zijn aanhouding of ter terechtzitting wordt geconfronteerd met zijn gedragingen en de strafrechtelijke consequenties. Na een veroordeling verandert de houding van verdachte echter naar een defensieve houding en laat hij alleen nog oppervlakkig contact toe. Verdachte ontkent dat hij exhibitioneert of zegt dat het hem overkomt zonder dat hij het doorheeft. Verdachte ontkent ook dat sprake is van seksuele prikkels. Gelet op het eerdere verloop van ambulante trajecten zou het volgens de reclassering goed zijn om voorafgaand aan een nieuwe behandeling eerst een korte klinische opname te realiseren. Er kan dan vernieuwde diagnostiek plaatsvinden en behandelmogelijkheden kunnen worden verkend.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling met de mogelijkheid van een klinische opname van maximaal 7 weken. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard bereid te zijn mee te werken aan een dergelijke ambulante behandeling, ook als dat inhoudt dat hij eerst kortdurend in een kliniek moet worden opgenomen. Verdachte heeft voorts verklaard het moeilijk te vinden om in het kader van een behandeling over het tenlastegelegde te spreken. Enerzijds vanwege gebrek aan herinnering, anderzijds omdat het hem zou overkomen vanwege spanning. Het hof geeft verdachte in overweging de dvd met camerabeelden die onderdeel uitmaakt van het dossier en waarover ook zijn raadsman beschikt, beschikbaar te stellen aan zijn behandelaren.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Het hof zal aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaar verbinden en daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Nokia telefoon, een TomTom navigatiesysteem, een pet en een zwembroek moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 239 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, regio Midden-Noord. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en die tot doel hebben de kans op herhaling te verkleinen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen door de AFPN of De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, ook indien dit inhoudt dat een klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken dient plaats te vinden ten behoeve van observatie en diagnostiek.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een Nokia telefoon, een TomTom navigatiesysteem, een pet en een zwembroek.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 27 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.opgenomen op pagina 71 van het proces-verbaal met BVH nummer 2018169866.