ECLI:NL:GHARL:2021:7667

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
200.291.657
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van bewind en mentorschap naar curatele in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omzetting van bewind en mentorschap naar curatele voor betrokkene, geboren in 1940. De kantonrechter had eerder, op 9 december 2020, het bewind en mentorschap opgeheven en betrokkene onder curatele gesteld. Betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Klabbers, was het niet eens met deze beslissing en heeft grieven ingediend. De verweerders, waaronder de voormalig bewindvoerder en mentor, werden vertegenwoordigd door mr. A.M.T. Weersink.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2021 zijn beide partijen verschenen. Betrokkene heeft haar verzoek om een deskundigenonderzoek ingetrokken, wat de procedure vereenvoudigde. De zaak draait om de vraag of betrokkene, gezien haar geestelijke en lichamelijke toestand, onder curatele moet worden gesteld. De kantonrechter had geoordeeld dat er voldoende redenen waren voor deze maatregel, onderbouwd door medische informatie die aantoont dat betrokkene niet langer wilsbekwaam is.

Het hof heeft de grieven van betrokkene verworpen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de bescherming van betrokkene onvoldoende was met alleen bewind en mentorschap, gezien het risico op financieel misbruik. De curator werd als voldoende bekwaam beschouwd en er waren geen gegronde redenen om een andere curator te benoemen. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van curatele in situaties waarin de geestelijke gezondheid van een persoon in het geding is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.291.657
(zaaknummers rechtbank Gelderland 8908883 en 8910586)
beschikking van 10 augustus 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F. Klabbers te Nijmegen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [belanghebbende1] ,
en
[belanghebbende2],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [belanghebbende2] ,
en
[de voormalig bewindvoerder],
verder te noemen: de voormalig bewindvoerder,
[de voormalig mentor],
verder te noemen: de voormalig mentor, en
[de curator],
verder te noemen: de curator,
allen kantoorhoudende te [woonplaats4] ,
tezamen verder te noemen: verweerders,
advocaat: mr. A.M.T. Weersink te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, team bewind en erfrecht) van 9 december 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 maart 2021;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Weersink van 6 juli 2021 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Klabbers van 9 juli 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 juli 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat,
- verweerders, bijgestaan door hun advocaat.
[belanghebbende1] is met kennisgeving vooraf niet verschenen. [belanghebbende2] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is [in] 1940 geboren. Zij is de zuster van [belanghebbende1] en [belanghebbende2] .
3.2
Bij beschikking van 9 oktober 2020 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, de goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren onder bewind gesteld wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand en de voormalig bewindvoerder als zodanig benoemd.
3.3
Bij afzonderlijke beschikking van 9 oktober 2020 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, een mentorschap ten behoeve van betrokkene ingesteld en de mentor als zodanig benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang:
  • het bewind en mentorschap van betrokkene met ingang van 9 december 2020 opgeheven;
  • de voormalige bewindvoerder met ingang van 9 december 2020 ontslagen;
  • de voormalige mentor met ingang van 9 december 2020 ontslagen;
  • betrokkene met ingang van 9 december 2020 onder curatele gesteld wegens haar lichamelijk of geestelijke toestand;
  • de curator als zodanig benoemd.
4.2
Betrokkene is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Betrokkene verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • primaireen deskundigenonderzoek te gelasten ter beantwoording van de vragen zoals geformuleerd in het beroepschrift en de heer drs. [naam1] van [naam2] te benoemen tot deskundige dan wel een andere deskundige;
  • subsidiairhet verzoek tot omzetting van het bewind en mentorschap naar curatele af te wijzen;
  • meer subsidiairhet verzoek tot omzetting van het bewind en mentorschap naar curatele af te wijzen en ten behoeve van betrokkene een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen, anders dan de voormalig bewindvoerder en de voormalig mentor; of
  • meer subsidiairhet verzoek tot omzetting van het bewind en mentorschap naar curatele toe te wijzen en ten behoeve van betrokkene een onafhankelijke curator te benoemen, anders dan de curator.
4.3
Verweerders voeren verweer. Zij verzoeken het hof:
  • primairbetrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen; of
  • subsidiair, indien het hof van oordeel is dat een deskundigenonderzoek geïndiceerd is, deze te gelasten door een onafhankelijke deskundige te benoemen ter beantwoording van de vragen zoals geformuleerd in het verweerschrift.
4.4
Ter mondelinge behandeling heeft mr. Klabbers namens betrokkene het primaire verzoek om een deskundigenonderzoek te gelasten ingetrokken, zodat dit verzoek geen bespreking meer behoeft.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
Op grond van 1:383 lid 2 en lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
Betrokkene kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen. Betrokkene meent dat de kantonrechter onvoldoende heeft gemotiveerd dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor curatele. Bovendien is onvoldoende duidelijk welke concrete gebeurtenis heeft geleid tot het verzoekschrift in eerste aanleg. Volgens betrokkene worden de vermoedens van financieel misbruik op geen enkele wijze nader onderbouwd. De wens van betrokkene om haar testament te wijzigen, komt niet vanuit haar vriend of haar buren, maar is door betrokkene zelf ingegeven. Het zijn volgens betrokkene juist haar zuster en zwager die in hun eigen belang willen voorkomen dat het testament wordt opgesteld. Betrokkene erkent ten slotte dat zij graag hulp wil in de huishouding en bij het regelen van haar financiën, maar stelt dat een bewind en mentorschap hiervoor volstaan.
5.3
Verweerders voeren verweer. Verweerders voeren aan dat de kantonrechter juist heeft geoordeeld, gebaseerd op medische informatie. Uit deze informatie blijkt dat betrokkene niet langer wilsbekwaam is. Verweerders menen dat er een concreet risico bestaat dat financieel misbruik van betrokkene wordt gemaakt. Zo wil de vriend van betrokkene een huwelijk of geregistreerd partnerschap met haar aangaan en willen de buren in de woning van betrokkene wonen. Bovendien zeggen de buren, zonder de voormalige mentor hierover te berichten, hulpverlening voor betrokkene af. De rol van deze personen in de totstandkoming van het testament is ook groter dan betrokkene erkent. De zus en zwager van betrokkene bezoeken betrokkene niet meer omdat zij zich niet langer veilig voelen door de opstelling van de vriend en buren van betrokkene. Het lukt betrokkene volgens verweerders onvoldoende om haar leven in te richten, waardoor zij erg beïnvloedbaar is. Als de voormalige mentor en voormalig bewindvoerder betrokkene bezoeken, dan vindt betrokkene dat prettig en vraagt betrokkene wanneer zij weer langskomen, aldus nog steeds verweerders.
5.4
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om (ambtshalve) een nader onderzoek te gelasten. Beide advocaten hebben op de mondelinge behandeling bovendien te kennen gegeven geen behoefte meer te hebben aan een deskundigenonderzoek. Blijkens productie 13 bij brief van mr. Weersink van 6 juli 2021 is betrokkene op 30 juni 2021 onderzocht door drs. [naam3] , klinisch geriater, werkzaam in het [naam4] ziekenhuis. De klinisch geriater heeft, voor zover hier van belang, het volgende geconcludeerd:
Psychisch
gevorderde dementie, CDR 2, waarschijnlijk M. Alzheimer. Stoornis in geheugen, zowel korte als lange termijn, executief functioneren, orientatie, planning en overzicht houden.
minimaal ziektebesef, ontbrekend ziekte-inzicht
Somatisch
3.
risedronaatgebruik bij dementie, verhoogd risico op bijwerkingen bij inadequate inname: gestaakt
4.
rosuvastatine gestaakt gezien leeftijd en cognitieve status.”
5.5
Ter mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene op gerichte vragen onvoldoende adequaat kon antwoorden. Weliswaar kon betrokkene aan het begin van de mondelinge behandeling, desgevraagd, haar geboortedatum vertellen en vertellen waarom de mondelinge behandeling plaatsvond, en dat zij vrijheid wilde, maar in de loop van de mondelinge behandeling kon betrokkene niet meer verklaren waarom zij haar verzoek in hoger beroep had ingediend. Betrokkene verklaarde op dat moment dat zij het prettig vindt als de voormalige mentor op bezoek komt en dat zij de hulpverlening van [naam5] en [naam6] prettig vindt, maar dat zij liever niet heeft dat er elke dag hulpverlening is, omdat zij af en toe ook een dagje weg wil. Het hof is van oordeel dat betrokkene met haar verklaringen een beperkt ziekte-inzicht toont. Betrokkene had haar wens om niet elke dag hulpverlening te krijgen nog niet met de curator besproken. De curator heeft daarop verklaard dat overleg altijd mogelijk is, maar dat betrokkene veel hulpverlening krijgt, omdat zij wordt gevolgd in haar wens om thuis te blijven wonen. Verder heeft betrokkene geen verklaring kunnen geven voor de gelden die van haar bankrekening zijn verdwenen. Betrokkene heeft enkel slechts vage verdenkingen geuit en geen actie ondernomen om haar geld terug te krijgen. Uit het voorgaande blijkt dat betrokkene erg kwetsbaar is en dat een groot risico bestaat dat opnieuw (financieel) misbruik wordt gemaakt van haar. Onder deze omstandigheden bieden bewind en mentorschap betrokkene onvoldoende bescherming. De kantonrechter heeft daarom terecht het bewind en mentorschap omgezet in curatele.
5.6
Het hof ziet geen aanleiding een andere curator te benoemen. Op geen enkele manier is gebleken dat de curator zijn werk niet naar behoren uitoefent. Desgevraagd heeft betrokkene, buiten haar bezwaar tegen de hoeveelheid ingezette hulpverlening, ook geen concrete bezwaren benoemd tegen de persoon van de curator. De curator heeft bovendien ter mondelinge behandeling verklaard dat in overleg veel mogelijk is. Betrokkene beschikt over voldoende financiële middelen om aan te schaffen wat zij wenst of om haar zuster in [woonplaats3] te bezoeken, mits onder begeleiding. Het hof geeft de curator mee dat de bezwaren van betrokkene tegen de curatele mogelijk zullen verminderen als (meer) overleg wordt gevoerd over de invulling van de hulpverlening en mogelijkheden om haar leven in te vullen zoals betrokkene dat wenst.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, team bewind en erfrecht) van 9 december 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 10 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.