In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.V. Paniagua, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Gelderland van 9 november 2020 aangevochten, waarin haar gezag over de kinderen was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderen, die sinds 24 juli 2017 onder toezicht staan en in pleeggezinnen wonen, hebben een onveilige hechting met hun moeder, wat de rechtbank en het hof tot de conclusie bracht dat het gezag van de moeder beëindigd moest worden. Het hof oordeelde dat de moeder niet in staat is om adequaat in te spelen op de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en dat de huidige situatie in de pleeggezinnen het beste is voor hun ontwikkeling. De moeder had verzocht om de benoeming van een deskundige, maar het hof wees dit verzoek af, omdat het belang van de kinderen voorop staat en er geen aanleiding was voor een nieuw onderzoek. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af.