ECLI:NL:GHARL:2021:7658

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
21-002802-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld, veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal met geweld en mishandeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, namelijk diefstal met geweld, omdat de beschrijving van camerabeelden niet als bewijs kon worden gebruikt. De verdachte had verzocht om deze beelden in het dossier op te nemen, maar dit verzoek kon niet worden ingewilligd. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in voldoende mate in zijn verdediging was beperkt door het ontbreken van deze beelden.

Wel heeft het hof de verdachte veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde feit van mishandeling. Het hof oordeelde dat de verdachte op 31 oktober 2018 de aangever had mishandeld door hem met een gebalde vuist tegen het gezicht te slaan. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat hij handelde uit zelfverdediging, omdat de situatie niet zodanig was dat zijn gedragingen gerechtvaardigd waren. De verdachte kreeg een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn pogingen om zijn leven op orde te krijgen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002802-20
Uitspraak d.d.: 5 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 5 augustus 2020 met het parketnummer 16-059637-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, vrijspraak van verdachte van het primair tenlastegelegde feit en veroordeling van verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 31 oktober 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rugzak (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam1] te duwen en/of (met een pet) op het hoofd te slaan en/of vast/beet te pakken en/of (met tot vuist gebalde hand) tegen zijn kaak, althans gezicht te slaan/stompen;
subsidiair
hij op of omstreeks 31 oktober 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam1] heeft mishandeld door die [naam1] te duwen en/of (met een pet) op het hoofd te slaan en/of vast/beet te pakken en/of (met tot vuist gebalde hand) tegen zijn kaak, althans gezicht te slaan/stompen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het hof neemt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden in aanmerking. [1]
Op 31 oktober 2018 zat aangever [naam1] op een bank op het station [plaats] Centraal. Op een gegeven moment kwamen een blanke vrouw en een donkere man naar hem toe. Volgens aangever eisten zij geld van hem, maar aangever gaf aan dat niet te hebben. De vrouw heeft de rugzak van aangever weten af te pakken. Hierna kreeg aangever een klap van de man. Hij viel door deze klap op de grond en hij voelde pijn aan zijn linker wang. [2] Tijdens het verhoor bij de politie verklaarde verdachte dat hij alleen met [naam2] was meegegaan om op een normale manier het geld terug te vragen. Dit is echter niet gebeurd en [naam2] heeft de rugzak van aangever afgepakt. Zij is weggelopen met de rugzak en toen bleef verdachte met aangever achter. Volgens verdachte begon aangever vervolgens amicaal (
het hof leest: dreigend)te doen. [3] Aangever zwaaide met zijn armen en als reactie hierop heeft verdachte hem een klap gegeven. Dit heeft hij gedaan met een gebalde vuist tegen zijn hoofd. Het was niet gepland om aangever een klap te geven. Hij dacht dat aangever hem wilde aanvallen. [4]
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde, maar wel tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, inhoudende het plegen van mishandeling. Naar aanleiding van het verzoek daartoe van verdachte voorafgaand aan de zitting heeft de advocaat-generaal getracht de camerabeelden die behoren bij het proces-verbaal van bevindingen (p. 17 e.v. van het dossier) op te vragen bij de politie. Nu deze poging niet tot resultaat heeft geleid dient dat volgens de advocaat-generaal mee te wegen in de beoordeling van het bewijs. Verdachte heeft verklaard dat hij is misleid door [naam2] en niet naar aangever [naam1] is gestapt om de rugzak af te pakken en geweld te gebruiken. [naam2] heeft verklaard dat zij de rugtas heeft weggenomen en niet de verdachte. Mede gelet op de verklaring van verdachte ter zitting van het hof is er volgens de advocaat-generaal twijfel of de diefstal en het geweld als één geheel kunnen worden gezien en verdachte (mede) verantwoordelijk kan worden gehouden voor het wegnemen van de rugzak. Daarom dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair tenlastegelegde. Met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde mishandeling stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat verdachte geen gerechtvaardigde reden had om aangever een klap te geven, daarom is er sprake van een wederrechtelijke aanranding van aangever door verdachte. Derhalve dient verdachte veroordeeld te worden voor het subsidiair tenlastegelegde, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdachte
Door de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verzocht hem van de gehele tenlastelegging vrij te spreken, omdat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. Ter onderbouwing heeft de verdachte – zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd dat hij vooraf niet met de getuige/medeverdachte [naam2] afgesproken had om de rugzak te stelen en geweld te gebruiken. Hij heeft aangever wel een klap gegeven, maar uit zelfverdediging, omdat aangever dreigend op hem af kwam. Verdachte heeft voorts aangevoerd dat er meerdere beveiligingscamera’s rondom en in het station hangen en dat hij daarvan op de hoogte was. Hij zou om deze reden niet zomaar iemand slaan. De camerabeelden kunnen zijn onschuld aantonen.
Oordeel van het hof
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met een beschrijving van camerabeelden betreffende de gebeurtenissen op het station. Hetgeen de verbalisant beschrijft waar te nemen op de beelden is belastend voor verdachte. Door de politierechter is dit proces-verbaal gebezigd als bewijsmiddel, evenals de verklaring van [naam2] bij de politie. Verdachte heeft voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep verzocht om de camerabeelden en het horen van [naam2] als getuige. Zij blijkt echter te zijn overleden. Door de advocaat-generaal zijn de beelden opgevraagd bij de politie en het arrondissementsparket, maar dit heeft niet tot resultaat geleid. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat de beelden niet in het archief zijn aangetroffen. De kans dat de beelden alsnog beschikbaar komen is naar inschatting van de advocaat-generaal gering. Verdachte stelt zich op het standpunt dat de camerabeelden zijn onschuld kunnen bewijzen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij dat herhaaldelijk en met klem naar voren gebracht.
Het hof stelt vast dat verdachte de juistheid van de beschrijving van de camerabeelden betwist en dat verdachte vanwege het ontbreken van de beelden op een voor hem essentieel onderdeel wordt beperkt in zijn mogelijkheden zich te verdedigen tegen de verwijten die hem gemaakt worden. Alles overziend en in aanmerking nemende dat geen andere aanvaardbare optie om verdachte in voldoende mate te compenseren voorhanden is, is het hof van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden in het onderhavige geval aan de beschrijving van de beelden geen belastend bewijs kan worden ontleend, nu de verdachte geen mogelijkheid tot tegenspraak – aan de hand van bewegende beelden – is geboden door het openbaar ministerie. Het hof zal de verklaring van [naam2] evenmin voor het bewijs bezigen.
Zoals hiervoor is overwogen kan uit de beschrijving van de camerabeelden geen belastend bewijs worden ontleend. Het hof is van oordeel dat de overige stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende grondslag bieden voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Redengevende feiten en/of omstandigheden die duiden op een nauwe en bewuste samenwerking met [naam2] bij het plegen van diefstal met geweld ontbreken. Verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat de feiten en omstandigheden waar verdachte zich op beroept, geen beroep op noodweer rechtvaardigen. Verdachte was immers samen met [naam2] , met wie hij bevriend was, op het station en heeft gezien dat zij de tas wegnam van aangever. [naam2] liep vervolgens bij aangever weg en verdachte bleef bij aangever achter. Het is een voor de hand liggende reactie dat aangever die net beroofd was van zijn tas zich vervolgens tot verdachte zou wenden. Verdachte had een dergelijke reactie, ook als deze dreigend was, kunnen voorzien. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is niet aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedragingen van de verdachte geboden waren door een noodzakelijke verdediging tegen gedragingen van aangever. Het verweer van verdachte strekkende tot vrijspraak van het onder subsidiair tenlastegelegde feit wordt verworpen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 oktober 2018 [naam1] heeft mishandeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
Hij op 31 oktober 2018 te [plaats] [naam1] heeft mishandeld door die [naam1] met een tot vuist gebalde hand tegen het gezicht te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 7 oktober 2018 schuldig gemaakt aan mishandeling van [naam1] van wie vlak daarvoor de tas was afgepakt door een vriendin van verdachte. Door zo te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder in een verder verleden ook voor soortgelijke strafbare feiten. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een dergelijk strafbaar feit. Tevens volgt uit het uittreksel dat verdachte na de pleegdatum van het thans ter beoordeling staande feit is veroordeeld voor het plegen van een (ander) strafbaar feit. Hieruit volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter zitting van het hof naar voren zijn gekomen. Verdachte heeft vrijwillig contact met de reclassering en leeft - met enige begeleiding - zelfstandig. Zijn leven lijkt hij na een turbulent verleden met veel justitiecontacten al een aantal jaren goed op orde te hebben.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 5 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, district Gooi en Vechtstreek, districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, met documentcode 2019091313109685 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 70.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 10-11.
3.proces-verbaal van de zitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, d.d. 22 juli 2021.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 69-70.