ECLI:NL:GHARL:2021:7591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
kl 20-210265 t
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake beklaagde geweld tegen hulpverlener met getuigenverhoor

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 30 april 2021, wordt een klacht behandeld van een ambulancechauffeur, klager, tegen de beslissing van de officier van justitie om de beklaagde niet te vervolgen voor mishandeling. De klacht is op 1 april 2020 ingediend en betreft een incident dat plaatsvond op 8 februari 2020, waarbij de klager tijdens een medische interventie door de beklaagde zou zijn mishandeld. De advocaat-generaal, mr. J. van Spanje, heeft het standpunt van het openbaar ministerie verwoord en stelt voor om de broer van de beklaagde als getuige te horen.

Het hof heeft de advocaat-generaal opgedragen om nader onderzoek te verrichten en de resultaten binnen twee maanden te rapporteren. De beslissing om de behandeling van de klacht aan te houden is genomen in het licht van de ernst van de beschuldiging, namelijk geweld tegen een hulpverlener. Het hof benadrukt dat elk aanvullend bewijs dat kan worden verkregen, moet worden onderzocht. De klager heeft verklaard dat hij tijdens zijn werk als ambulancechauffeur door de beklaagde is geslagen, wat door getuigen wordt ondersteund, hoewel er onduidelijkheid bestaat over wie precies de klap heeft gegeven. De advocaat-generaal heeft zijn standpunt herzien en pleit nu voor het horen van de broer van de beklaagde als getuige, wat het hof heeft goedgekeurd.

Uitspraak

Klachtnummer 20/210265
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Beschikkingd.d. 30 april 2021 inzake de klacht van:

[klager] ,

woonplaats kiezend bij [instantie] ,
hierna te noemen
klager,
ter zake van het uitblijven van een strafvervolging tegen

[beklaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen
beklaagde.
Het procesverloop
De klacht is bij het hof binnengekomen op 1 april 2020.
Ingevolge de beschikking van dit hof d.d. 10 april 2020 heeft de advocaat-generaal, onder overlegging van de processtukken, schriftelijk verslag gedaan.
Klager is op 18 maart 2021 door één van de leden van het hof in raadkamer gehoord. De advocaat-generaal, mr. J. van Spanje, heeft het standpunt van het openbaar ministerie verwoord.
De motivering
De inhoud van de klacht
De klacht richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie beklaagde niet te vervolgen ter zake van mishandeling.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt voor de behandeling van de klacht aan te houden teneinde de broer van beklaagde als getuige te doen verhoren door de politie.
Beoordeling
1. Ter zake van het feit waarop de klacht betrekking heeft, is door de politie, eenheid Midden-Nederland, district Flevoland, een onderzoek ingesteld, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Klager is werkzaam als ambulancechauffeur bij [instantie] . Hij heeft aangifte gedaan van mishandeling en in dat verband het volgende verklaard. Op zaterdag 8 februari 2020 reed klager samen met zijn collega, verpleegkundige [naam] , naar een flat waar een persoon, beklaagde, onwel zou zijn geworden. Beneden bij de flat werden klager en zijn collega opgevangen door twee mannen die vertelden dat hun vriend boven was en zich niet lekker voelde. Klager en zijn collega liepen achter één van hen naar de eerste verdieping. Op de galerij liep een niet-aangelijnde herdershond. Het is protocol dat een hond weggaat van de plek waar medische handelingen moeten worden verricht. Dat werd door de omstanders niet meteen geaccepteerd, waardoor de stemming omsloeg. Een man, die later de broer van beklaagde bleek te zijn, mengde zich in de discussie. Klager verzocht via de portofoon om politieassistentie. Uiteindelijk is de hond aangelijnd en weggebracht. Beklaagde zat gehurkt op de galerij voor de woning. Klager en zijn collega mochten de woning niet binnen, maar beklaagde wel onderzoeken in een andere woning op de begane grond. Onderweg naar beneden zei klagers collega dat de patiënt gewoon naar huis kon en dat ze geen medische handelingen hoefden te verrichten. De broer van beklaagde protesteerde. Klager liep voorop en deed de hoofddeur op de begane grond open. Op dat moment voelde hij een enorme harde knal in zijn rug en onmiddellijk veel pijn tussen zijn schouderbladen. Hij viel naar voren maar kon zijn balans hervinden. Klager heeft niet kunnen zien of hij met de vuist, vlakke hand of een voorwerp was geslagen. Hij was bang dat er een mes was gebruikt. Klager draaide zich om en zag alleen beklaagde recht achter zich staan. Hij was de enige die klager had kunnen raken op zijn rug. Beklaagde straalde agressie uit. Hij kwam weer op klager af. Een omstander pakte hem om zijn middel zodat hij niet meer bij klager kon komen. Deze omstander zei dat beklaagde vaker agressief werd. Toen klager in de ambulance wilde stappen, kwam de broer van beklaagde naar klager en vroeg of het wel goed ging komen met zijn broer. De broer hield het portier tegen zodat klager dat niet kon sluiten. Klager duwde de man weg, trok het portier dicht en sloot alle deuren af. De broer liep naar de achterkant en sloeg hard op de ambulance. Klager voelde zich al die tijd bedreigd en onveilig.
2. De collega van klager, verpleegkundige [naam] , is als getuige door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat klager voorop de trap afliep met direct daarachter beklaagde en diens broer. Daartussen liep een aantal andere mensen en daar weer achter liep hijzelf. De getuige heeft verklaard dat hij klager voorover zag wankelen nadat hij de deur naar het gemeenschappelijke portiek opendeed. Klager moest enkele stappen naar voren doen om niet voorover te vallen. Hij heeft niet gezien dat klager daadwerkelijk een klap werd gegeven. Na het incident bekeek hij de rug van klager en zag hij tussen klagers schouderbladen een rode plek van vijftien centimeter doorsnee.
3. Ter zitting in raadkamer heeft klager in aanvulling op zijn verklaring nader uitgelegd hoe de situatie op de trap er precies uitzag. Klager liep voorop en beklaagde liep direct achter hem. De broer van beklaagde liep naast beklaagde en ondersteunde hem bij het aflopen van de trap. Het is niet mogelijk dat de broer van beklaagde de klap heeft gegeven; daarvoor was hij te ver van klager verwijderd. De collega van klager, die achter hen de trap afliep, heeft de klap niet daadwerkelijk gezien, maar kan bevestigen dat het niet anders kan dan dat deze door beklaagde is gegeven.
4. Beklaagde is met geweld door de politie overmeesterd. Tijdens een verhoor de volgende dag heeft hij verklaard zich niets meer van de afgelopen nacht te kunnen herinneren.
5. De bewoonster van de flat waarvoor beklaagde was aangetroffen, heeft blijkens een proces-verbaal van bevindingen tegenover de politie verklaard dat beklaagde die avond bij haar en haar man op visite was en teveel had gedronken. Toen het ambulancepersoneel arriveerde, heeft beklaagde vanwege zijn dronkenschap wild met zijn armen om zich heen gezwaaid. Van opzet om de ambulancebroeder te slaan, is geen sprake geweest, aldus de bewoonster.
6. De advocaat-generaal was in zijn schriftelijke standpunt met de officier van justitie van mening dat, nu het onderzoek volledig is geweest en desondanks onduidelijk is gebleven wie er heeft geslagen of geduwd, de klacht moet worden afgewezen. Ter zitting heeft de advocaat-generaal dat standpunt herzien, in die zin dat wat het openbaar ministerie betreft alsnog een getuigenverhoor van de broer van beklaagde moet plaatsvinden.
7. Mede in het licht van de aard van de beschuldiging, te weten een geweldsdelict ten opzichte van een hulpverlener, moet naar het oordeel van het hof binnen wat redelijkerwijs mogelijk is ieder onderzoek dat aanvullend bewijs zou kunnen opleveren, worden verricht. Het hof volgt daarom de advocaat-generaal in haar voorstel de broer van beklaagde als getuige door de politie te doen horen en zal de behandeling van de zaak daartoe aanhouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
draagt de advocaat-generaal op te bewerkstelligen dat nader onderzoek wordt gedaan als hiervoor vermeld;
stelt de advocaat-generaal in de gelegenheid om naar aanleiding van de resultaten van dit nader onderzoek binnen twee maanden nader verslag te doen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J. Rietveld, J. Hielkema en E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga als griffier.