In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 augustus 2019, betreffende de leges die in rekening zijn gebracht voor een omgevingsvergunning. Belanghebbende had op 12 juni 2017 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning bij de gemeente Zevenaar, welke op 31 januari 2018 werd verleend. Bij dit besluit werd een bedrag van € 4.672,32 aan leges in rekening gebracht. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd tot € 4.638,40, maar belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
De kern van het geschil betreft de vraag of de legessanctie van artikel 3.1, lid 4, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is. Belanghebbende stelt dat de beheersverordening in strijd is met verschillende wettelijke bepalingen en dat deze onzorgvuldig is voorbereid. De heffingsambtenaar daarentegen stelt dat de beheersverordening geen strijd met de wet vertoont en dat de legessanctie niet van toepassing is.
Het Hof oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Het stelt vast dat de legessanctie niet van toepassing is, omdat de termijn van tien jaar sinds de vaststelling van de beheersverordening nog niet was verstreken op het moment van de aanvraag. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.