ECLI:NL:GHARL:2021:7522

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
21-004305-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben en verkopen van cocaïne met oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben en verkopen van cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewijsbeslissing. De verdachte had cocaïne verkocht aan een derde en had ook cocaïne in zijn bezit. Het hof oordeelde dat er voldoende wettig bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft eerder geen veroordelingen gehad, behalve een transactie in 2009 voor een overtreding van de Opiumwet. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, die kon worden omgezet in 30 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004305-19
Uitspraak d.d.: 29 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 juli 2019 met parketnummer 18-730259-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.J.J. Bosma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks 1 mei 2016 tot en met 18 november 2016 te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (meermalen) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat ten aanzien van verdachte twee afzonderlijke strafbare gedragingen op 18 november 2016 bewezen kunnen worden, die allebei onder het ten laste gelegde vallen, te weten de verkoop van een hoeveelheid cocaïne aan [naam1] en het aanwezig hebben van cocaïne, na aankoop namens hem, verdachte, door [naam2] bij [naam3] .
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat het dossier weliswaar het wettig bewijs bevat van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd doch hieruit niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte dit heeft begaan.
Het hof past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring
redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewijsmiddelen

1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 november 2016, opgenomen op pagina 142 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016321495 d.d. 14 juni 2017, inhoudende:

als verklaring van [naam2] :

V: Waarom koop je 15 gram cocaïne van [naam3] ?
A: Dat werd mij als opdracht gegeven.
V: Wie heeft die opdracht jou gegeven?
A: Die andere man, dat is [verdachte]
nam contact met mij op. Ik sprak dan met hem af. Ik kreeg dan geld van [verdachte] om
vervolgens cocaïne te halen bij [naam3] . Ik sprak dan met [naam3] af, haalde de
coke op en bracht de coke vervolgens naar het huis van [verdachte] .
V: Waarom deed je dit voor [verdachte] en deed hij het zelf niet?
A: Volgens mij mocht zijn gezin er niet echt vanaf weten.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 28 november 2016, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:

als verklaring van [naam2] :

V: Wat kun je ons vertellen over [verdachte] ?
A: Is een vader van een vriend van mij.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 20 november 2016, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

als verklaring van [naam3] :

A: Ik heb twee keer cocaïne aan die [naam2] gegeven. Afgelopen vrijdag
(het hof begrijpt: 18 november 2016)15 gram.
4. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2016, opgenomen op pagina 133 van voornoemd dossier, inhoudende:

als relaas van verbalisanten:

Op vrijdag 18 november 2016 werd in [plaats] , tijdens een drugs/afvangactie, betrokkene
[naam2] aangehouden als verdachte terzake de handel/bezit in harddrugs. Uit nader
onderzoek bleek dat hij toen cocaïne had geleverd aan een man in [plaats] . Vlak voor deze
levering hebben beide contact gehad via de telefoon, deze man had daarbij gebruik van
gemaakt van het telefoonnummer [nummer] en zou ‘ [naam2] ’ heten.
Betrokkene: [naam2]
5. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2016, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

als relaas van verbalisanten:

Op vrijdag 18 november 2016, tussen 16:40 en 23.30 uur, maakte ik onderdeel uit van een
onderzoek gerelateerd aan drugs. Er werd een onderzoek ingesteld naar het mogelijk dealen
van drugs door: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977, ingeschreven op adres [woonadres] te
[woonplaats] , verblijvende op het adres [adres1] .
[..
Omstreeks 17:08 uur komt [verdachte] uit zijn woning aan de [adres1] en stapt in zijn Audi.
In de auto is hij bezig met zijn telefoon en kijkt erg om zich heen. Omstreeks 17:12 uur stopt er een VW Golf Cabriolet achter de Audi van [verdachte] . Uit de Golf Cabriolet stapt een man welke vervolgens bij [verdachte] in de auto stapt. Ze rijden weg in de Audi. De achtergebleven VW Golf Cabriolet is voorzien van het kenteken [kenteken] ten name van
[naam1] .
Omstreeks 17:21 uur komt de Audi weer terug en stopt voor de woning aan de [adres1] .
De eerdergenoemde man van de Golf Cabriolet stapt uit, hij stopt iets in zijn linker broekzak
en lijkt geld te geven aan [verdachte] . Ze praten nog even. De man stapt vervolgens in zijn Golf
Cabriolet en rijdt richting winkelcentrum [naam4] . Op de [adres2] krijgt de man een
stopteken waar hij om 17:24 uur wordt aangehouden door [verbalisant1] . De aangehouden man
betreft de tennaamgestelde van de Golf Cabriolet: - [naam1] , geboren op [geboortedatum] 1983 te [plaats1] , wonende [adres3] te [plaats] .
6. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 november 2016, opgenomen op pagina 271 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:

als verklaring van [naam1] :

V: U bent vanavond aangehouden inzake het bezit harddrugs. Wat is er bij u
aangetroffen?
A: Twee wikkels cocaïne.
V: Heeft u vlak voor u aanhouding de drugs gekocht?
A: Ja dat klopt.
V: Wij hebben een overdracht gezien vanavond waarbij er gezien is door de politie dat
u iets geeft aan een persoon en dat u iets krijgt en dit in u achter broekzak stopt.
Op het bureau haalt u de twee wikkels met drugs uit uw achterzak. Ik ga er dus vanuit
dat u de drugs hebt gekocht vlak voordat u bent aangehouden.
A: Dat klopt ik heb de drugs vlak voor mijn aanhouding gekocht. Ik heb een paar
honderd meter met de auto gereden en wat daarvoor gebeurd is heeft u gezien.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2016 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft verkocht en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft cocaïne aanwezig gehad en verkocht. Het gebruik van harddrugs is schadelijk voor de gezondheid. De productie ervan en de handel erin leveren milieuschade op en werken allerlei vormen van criminaliteit in de hand. Daarom is (ook) het aanwezig hebben ervan strafbaar gesteld.
Uit het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 juni 2021 blijkt dat verdachte, behoudens een transactie in 2009 voor overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, niet eerder is veroordeeld.
Het hof heeft bij de bepaling eveneens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals uit de stukken en ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden in geringe mate is overschreden. Aangezien het hof een taakstraf van minder dan 100 uur zal opleggen, volstaat het hof met de constatering hiervan.
Alles afwegende acht het hof – evenals door de politierechter is opgelegd en thans door de advocaat-generaal gevorderd – oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis een passende bestraffing.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 29 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.