ECLI:NL:GHARL:2021:7521
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld. De verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 11 april 2018. Tijdens de zitting op 15 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn hoger beroep op basis van artikel 416, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen bezwaren heeft geuit tegen het vonnis van de politierechter en dat er geen redenen zijn voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. M.B. de Wit, en de raadsheren mr. W. Foppen en mr. T.H. Bosma. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij griffier H. Kingma aanwezig was. Het arrest is op 29 juli 2021 uitgesproken, maar de raadsheren Foppen en Bosma waren niet in staat om het arrest te ondertekenen.