In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten en heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderd uren, met vervangende hechtenis van honderd dagen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot inbraak in een woning op 27 juli 2016, waarbij hij samen met anderen een ruit vernielde om toegang te krijgen tot de woning met de intentie om goederen te stelen.
Tijdens de zitting op 15 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van honderdzestig uren heeft geëist, met vervangende hechtenis van tachtig dagen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van honderdzestig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.
Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De beslissing van het hof is op 29 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, en de griffier de uitspraak heeft genoteerd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.