In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Hermsen, verzocht om schorsing van de beschikking die de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.A.J.M. Staal, vervangende toestemming verleende voor het aanmelden van hun minderjarige kind op een basisschool in [woonplaats2]. De rechtbank had eerder op 26 april 2021 deze toestemming verleend, uitvoerbaar bij voorraad.
De vader voerde aan dat de moeder enkel een praktisch belang had bij de schoolwisseling en dat onvoldoende rekening was gehouden met het belang van de minderjarige, die geworteld is in [woonplaats1]. Hij stelde dat de kans bestond dat de minderjarige, afhankelijk van de uitkomst van de hoofdzaak in hoger beroep, mogelijk weer van school zou moeten wisselen, wat verwarrend zou zijn voor het kind. De moeder daarentegen betoogde dat toewijzing van het schorsingsverzoek zou leiden tot onrust en onzekerheid voor de minderjarige, die zich al had voorbereid op de overstap naar de nieuwe school.
Na een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen en het belang van de minderjarige, concludeerde het hof dat de werking van de bestreden beschikking niet geschorst diende te worden. Het hof oordeelde dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat het voor hem verwarrend en onrustig zou zijn om het nieuwe schooljaar te beginnen op zijn oude school. Het verzoek van de vader werd dan ook afgewezen.