ECLI:NL:GHARL:2021:7386

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
200.249.014
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling samenlevers met deskundigenonderzoek naar goodwill en waarderingsmethode

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een financiële afwikkeling tussen samenlevers. De vrouw, appellante in het principaal hoger beroep, en de man, geïntimeerde in het principaal hoger beroep, zijn verwikkeld in een geschil over de op geld waardeerbare goodwill van een coffeeshop. Het hof heeft in een tussenarrest van 23 maart 2021 besloten om een deskundigenonderzoek te gelasten. De deskundige is gevraagd om de stille reserves in de vorm van goodwill per 29 juni 2016 te bepalen en de passende waarderingsmethode toe te lichten. Het hof heeft vastgesteld dat bewijs van uitbetaling van het kapitaal van de man op de dag van ontbinding ontbreekt en dat er een taxatie van de garageboxen moet plaatsvinden. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een makelaar gezamenlijk aan te wijzen voor de taxatie van de garageboxen, waarbij de kosten vooralsnog door beide partijen gedeeld dienen te worden.

De vrouw heeft haar eis gewijzigd en verzocht om een oordeel van het hof over de keuze van de taxateur, terwijl de man zich niet kan vinden in de voorgestelde makelaars. Het hof heeft het verzoek van de vrouw om tussentijds cassatie open te stellen afgewezen, omdat het tussenarrest geen voorlopige voorziening betreft. Het hof heeft de benoeming van de horecamakelaar voor de waardering van de coffeeshop bevestigd en de partijen opgedragen om gezamenlijk de Rebogroep opdracht te geven tot taxatie van de garageboxen. Het hof heeft ook de kosten van de deskundige vastgesteld en bepaald dat deze niet met het onderzoek zal starten voordat het voorschot is betaald. De zaak is verwezen naar de rol voor het inbrengen van het taxatierapport en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.249.014
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 322413)
arrest van 3 augustus 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats1] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. R.H. van de Beeten,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. P.J.G. van den Boom.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 maart 2021 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de brief van mr Van der Beeten van 3 mei 2021;
- de brief van mr. Van den Boom van 6 mei 2021
- de akte, tevens houdende wijziging van eis in principaal en in incidenteel hoger beroep van de vrouw;
- de akte uitlating van de man.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Het hof heeft bij voormeld tussenarrest van 23 maart 2021 – samengevat en voor zover hier van belang – geoordeeld en beslist dat het hof een deskundigenonderzoek zal gelasten en de deskundige zal verzoeken om de stille reserves in de vorm van op geld waardeerbare goodwill van de coffeeshop per 29 juni 2016 te bepalen en toe te lichten welke waarderingsmethode in dit geval passend is. Voorts heeft het hof overwogen dat het bewijs van uitbetaling van het kapitaal van de man op de dag van de ontbinding ontbreekt en dat, na afronding van voormeld (taxatie-)deskundigenonderzoek aan de hand van de boekhoudkundige bescheiden, al dan niet door een deskundige op basis van algemeen aanvaarde boekhoudkundige regels, een oordeel moet worden geveld wat het kapitaal van de man per 2014 was en of dit kapitaal in de periode daarna aan de man is uitgekeerd. Verder heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld om de garageboxen opnieuw te laten taxeren per de peildatum van 29 juni 2016 en daartoe een makelaar gezamenlijk opdracht te geven, dat partijen vooralsnog de kosten van taxatie ieder bij helfte dienen te voldoen. Tot slot heeft het hof overwogen dat wat het hof met betrekking tot de kosten van taxatie in het eindarrest zal beslissen, zal afhangen van de mate waarin de laatste taxatie afwijkt van de reeds verrichtte taxatie. Ieder beslissing is aangehouden.
2.2
Beide partijen hebben zich naar aanleiding van het tussenarrest bij akte nader uitgelaten. De vrouw heeft bij akte haar eis gewijzigd. Voorts wenst zij een oordeel van het hof met betrekking tot de keuze van een taxateur of twee taxateurs voor de taxatie van de garageboxen, omdat het partijen niet is gelukt daarover overeenstemming te bereiken. Zij wenst bij voorkeur dat [naam1] makelaars wordt benoemd voor de garageboxen in [plaats1] en [naam2] Makelaardij voor de garageboxen in [plaats2] . Ook verzoekt zij het hof om tussentijds cassatie open te stellen en om, indien het hof dat verzoek afwijst, het te wijzen (eind)arrest nog niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De man heeft bij akte ingestemd met de benoeming van de horecamakelaar voor de waardering van de coffeeshop zoals door het hof is voorgesteld. Voor wat betreft de taxaties van de garageboxen kan hij zich niet vinden in de makelaars die de vrouw voorstelt. Hij verzoekt primair dat de taxaties van de eerste aanleg gelden voor de bepaling onder-/overbedeling, subsidiair verzoekt hij dat het hof een taxateur aanwijst, bij voorkeur één taxateur voor zowel de boxen in [plaats2] als in [plaats1] .
beslissing op verzoek ex artikel 401a lid 2 Rv
2.3
Het tussenarrest van 23 maart 2021, waarvan de vrouw beroep in cassatie wenst in te stellen, is geen uitspraak waarbij een voorlopige voorziening wordt toegestaan of geweigerd. Op grond van artikel 401a lid 2 Rv geldt daarom dat cassatieberoep slechts kan worden ingesteld tegelijk met dat van het te wijzen eindarrest, tenzij het hof anders bepaalt.
2.4
De vrouw heeft haar verzoek onderbouwd met de stelling dat zij het op een aantal punten (met betrekking tot beslissingen die de coffeeshop en de gelden betreffen) niet eens is met de rechtsoverwegingen in het tussenarrest, omdat deze volgens haar in het licht van de stellingen en vaststaande feiten niet gemotiveerd zijn dan wel summier, niet juist of niet deugdelijk. Hierin wordt, behoudens het gestelde financiële belang, niet ingegaan op de vraag waarom in deze zaak van voormeld in artikel 401a lid 2 Rv geformuleerd uitgangspunt dient te worden afgeweken. In het tussenarrest is de zaak grotendeels beslecht en een eindarrest zal – na afronding van het deskundigenonderzoek - niet lang meer op zich laten wachten. Er is geen gerechtvaardigd belang gesteld en onderbouwd dan wel anderszins gebleken waarom de bestreden beslissing nu al en niet na het eindarrest aan de orde gesteld moet kunnen worden. Het hof wijst dit verzoek dan ook af.
2.5
Nu de vrouw inhoudelijk geen bezwaar heeft gemaakt tegen benoeming van de door het hof voorgestelde horecamakelaar, zal het hof de bij tussenarrest voorgestelde hierna te noemen makelaar benoemen:
Wouter Toes, Register Taxateur, Van de Weerd Horecamakelaars,
gevestigd te Utrecht, Maliebaan 80A, 3581 CW,
030 234 50 80 en 06 233 41 876 wtoes@vdweerd.nl
Het voorschot tot een bedrag van € 3.000,- komt ten laste van ieder van partijen voor de helft.
wijziging van eis
2.6
Het hof staat de door de vrouw gevorderde wijziging van eis niet toe. Door middel van artikel 347 lid 1 Rv heeft de wetgever bewust gekozen voor een beperking van de mogelijkheid om na aanvang van het geding in hoger beroep de eis nog te wijzigen of te vermeerderen. In de jurisprudentie zijn op deze "in beginsel strakke regel" slechts een aantal wijzigingen toegestaan. De gevorderde wijziging lijkt vooral ingegeven door de overwegingen van het hof in het tussenarrest en niet door na de memorie van grieven gebleken feiten en omstandigheden. Ook is geen sprake van het geval dat met de wijziging van eis voorkomen wordt dat beslist zou moeten worden op inmiddels achterhaalde of in objectieve zin onjuist gebleken gegevens.
garageboxen
2.7
Het hof zal bepalen dat partijen gezamenlijk de Rebogroep opdracht dienen te geven tot taxatie van de garageboxen en beslist als volgt.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
3.1
wijst het verzoek tot het openstellen van cassatieberoep tegen het tussenarrest van 23 maart 2021 af;
3.2
bepaalt dat partijen gezamenlijk [naam3] , [adres] , [plaats2] , opdracht dienen te geven tot taxatie van de garageboxen in [plaats2] en in [plaats1] , beveelt beide aan die taxatie mee te werken en vooralsnog de kosten van taxatie bij helfte te voldoen;
3.3
verwijst de zaak naar de rol van 7 september 2021 voor in het geding brengen van het taxatierapport van de garageboxen;
3.4
benoemt voor waardering van de coffeeshop tot deskundige:
Wouter Toes, Register Taxateur, Van de Weerd Horecamakelaars,
gevestigd te Utrecht, Maliebaan 80A, 3581 CW,
030 234 50 80 en 06 233 41 876 wtoes@vdweerd.nl
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen en verzoekt daartoe de deskundige om de op geld waardeerbare goodwill van de coffeeshop per 29 juni 2016 te bepalen en toe te lichten welke waarderingsmethode in dit geval passend is en – indien het onderzoek daartoe nog aanleiding geeft - tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn;
3.5
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
3.6
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal toesturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
3.7
bepaalt dat de man aan de deskundige een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
3.8
beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
3.9
bepaalt dat de deskundige het ondertekende deskundigenbericht vóór 16 november 2021 toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem);
3.1
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundige op € 3.000,- (incl. btw);
3.11
bepaalt dat de vrouw en de man, ieder voor de helft, het voorschot dienen te betalen, conform de nota met betaalinstructies die beiden zullen ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.12
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
3.13
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
3.14
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen zal wenden tot mr. J.U.M. van der Werff, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
3.15
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundige te verzenden;
3.16
verwijst de zaak naar de rol van 23 november 2021 voor memorie na deskundigenrapport;
3.17
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.U.M. van der Werff, M.L van der Bel en R. Krijger en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021.